Het verhaal van John C. Burns


 

John C. Burns was een van de eerste oorlogvrijwilligers in Canada. Hij maakte zijn eerste “tour” al vol op een moment in de oorlog dat het gevecht om de luchtheerschappij nog in volle gang was. Een tour was het vliegen van 25 missies. Na het volbrengen van een tour heb je de keuze om een veilige taak te aanvaarden maar Burns koos er voor om nog een tour te maken.

Men verzocht hem vriendelijk om zijn ervaring over te brengen op anderen. Hij accepteerde die opdracht onder de voorwaarde dat hij de jongens op een vliegveld mocht opleiden. Dat bracht hem bij 431e Squadron RCAF. De verliezen van dit squadron waren zo hoog dat het de bijnaam “doodskist squadron” kreeg. Er was dus een groot tekort aan gekwalificeerd personeel. Toen er op een gegeven moment een navigator nodig was, bood Burns zich zonder verder na te denken aan.

 

Toen de Halifax op 16 juni 1044 vanaf de basis Croft het luchtruim koos begon John Burns aan zijn 39e missie. Op de terugweg ging het mis. Een Duitse nachtjager raakte het vliegtuig links aan de onderkant. Bij de tweede aanval werd de stuurboordmotor geraakt. De piloot gaf iedereen opdracht het vliegtuig te verlaten. Burns kreeg opdracht om de staartschutter en de rugkoepelschutter te waarschuwen. Zij bevonden zich achterin het toestel. Burns verliet - zo zei hij althans - als een van de laatsten het vliegtuig.

 

 
John C. Burns  landde in de "Schipslei". Dit  moerassige gebied  ligt ten zuidwesten van Puiflijk. Hij landde plat op zijn gezicht op een pas geploegde akker. Ondanks de sterke wind slaagde hij erin zijn parachute in enkele bosjes te verbergen. Omdat dit hem tijdens trainingen geleerd was, besloot hij  een zuidelijke richting aan te houden.

Zo liep hij via de wal langs Altforst in de richting van de Blauwe Sluis (buurtschap tussen Appeltern en Maasbommel) Onderweg viel hij in een sloot en probeerde hij in het donker over enkele hekken te klauteren. Daarbij bezeerde hij zijn hand. Na een flinke tijd  kruiste hij de Maasdijk en liep de uiterwaarden in. Burns stuitte daarbij op een natuurlijke hindernis, nl. de rivier de Maas.

 

Schipslei

 

 

Hij besefte dat hij deze hindernis waarschijnlijk niet alleen kon nemen en besloot eens goed na te denken over wat hem nu te doen stond.  Wat verder van de dijk af vond hij in een weiland met een aantal knotwilgen. Eén van deze bomen was hol. Een uitstekende plaats om de rest van de nacht door te brengen. (Er bestaat wat onduidelijkheid over het feit of de ontmoeting met vader en zoon van Gelder nu op zaterdag- of zondagmorgen was)

 

Knotwilgen zoals Burns ze tegenkwam op de uiterwaard bij de Blauwe Sluis

Dijkmagazijn (noodschuur) en daarachter het huis van de familie Luijpen aan de Maasdijk in Appeltern. Tussen de twee gebouwen liep een pad naar het bruggetje over de wetering

 

Burns verbleef daar een aantal uren. Hij rookte wat sigaretten en trok met enige moeite zijn kletsnatte laarzen uit. Blijkbaar had hij zo'n last van zijn schoeisel, dat hij - toen hij halverwege de morgen weer op pad ging - besloot ze daar achter te laten.

In de verte zag hij aan de dijk een tweetal gebouwen staan.  Onderweg passeerde hij een bruggetje over de wetering. Hij stond nu onder aan de oprit naar de dijk en kon de gebouwen nu wat beter bekijken. Het linker gebouw was een soort dijkmagazijn (noodschuur zegt men in Altforst) dat door het polderdistrict gebruikt wordt om kruiwagens en schoppen  in te bewaren. Rechts daarvan stond een woonhuis. Hij besloot daar aan te kloppen. Mevrouw Luijpen die daar woonde met haar man en ongehuwde zwager deed de deur open. Ze begreep niets van de ontmoeting met deze vreemde man en raakte er zelfs een beetje van in paniek.

De deur ging weer dicht en Burns keek eens om zich heen.  Hij liep terug naar het bruggetje, leunde over de reling en dacht na over de verdere mogelijkheden.

 

Het was inmiddels zaterdagmorgen 17 juni en Christiaan (Janus) en zoon Frans van Gelder waren op weg naar huis. Ze waren naar de H. Mis in de kerk van Maasbommel geweest en fietsten nu over de dijk weer terug naar hun huis  in de Sluisestraat. Mevrouw Luijpen zag de beide mannen aankomen en liep naar buiten. Ze vertelde over haar ontmoeting met de vreemde man die nu al een hele tijd op het bruggetje stond.

Janus besloot kennis te maken met de man en had al vrij snel in de gaten dat ze met een buitenlander te maken hadden. Hij kon weinig anders doen dan de man mee naar huis nemen.

 

Aangezien het teveel zou opvallen als hij de man over de weg mee naar huis nam, werd de hulp van Gijs Luijpen, de zwager van mevrouw Luijpen, ingeroepen. Deze kreeg instructie om dwars door de weilanden naar de boerderij van Van Gelder te lopen en hem daar af te leveren.

Zo gezegd zo gedaan. Terwijl Janus en zijn zoon over de weg naar huis fietsten, liepen Luijpen en John Burns (zonder schoeisel!) via de weilanden en akkers richting Sluissestraat. Burns moest inmiddels wel aan een complete verwarring ten prooi gevallen zijn. Hij wist in de verste verte niet of hij de juiste beslissing genomen had door met deze mensen mee te gaan

 

Een tijdje later was Burns in huize van Gelder aan de Sluisstraat nr. 1 Hij keek onwennig om zich heen en voelde zich bepaald niet op zijn gemak. Men verstond elkaar niet en hij wist niet bij wie hij nu in huis was.

De 15-jarige Henk van Gelder herinnert zich deze dag nog heel goed: omdat zijn zus die dag jarig was.

Vader van Gelder had blijkbaar de situatie goed ingeschat want hij stuurde zoon Frans naar Jozef Coppens (de Mulder) die ergens ondergedoken zat. Deze schreef in het engels een briefje met de tekst: “Beste vriend, blijf waar je bent. Je bent bij Hollandse vrienden.”

Toen Burns het briefje las klaarde hij helemaal op. Hij wist nu dat hij de mensen bij wie hij verbleef kon vertrouwen.

Janus van Gelder en echtgenote in de huiskamer

 
 
Hij bleef  zes nachten bij de familie van Gelder. Zijn uniform verwisselde hij voor burgerkleding van Albert. Als hij in huis was, gingen alle deuren op slot. Het was behoorlijk gevaarlijk want er liepen ook Duitsers rond. Die waren op zoek naar de bemanningsleden. Als er op de deur geklopt werd, schrok Burns zo dat hij meteen onder de tafel kroop. Het kostte de familie dan de nodige moeite om hem er weer onderuit te krijgen.

Gesprekken aanknopen was eigenlijk onmogelijk. Henk probeerde het met handen en voeten. Om er achter te komen uit hoeveel personen de bemanning bestond, tekende hij een vliegtuig met één poppetje aan een parachute ernaast en een vraagteken. Burns begreep de vraag meteen en tekende er nog zes poppetjes bij.

Van deze zes personen is overigens niet veel bekend. Henk herinnert zich wel dat er één bemanningslid in Puiflijk door de Duitsers gevangen genomen is. De resterende vijf hadden ook kans gezien om te ontsnappen en werden in Alphen en omgeving vastgehouden. Henk weet dat nog precies omdat de ondergrondse er op een avond voor gezorgd had dat deze vijf op bezoek kwamen bij Burns. Dat gebeurde onder leiding van zuster van Loon uit Alphen.

Het mooiste moment die avond was wel het feit dat zelfs de hond van de familie van Gelder meewerkte aan deze samenkomst. Voor het huis was het hondenhok. De hond was erg waaks en hij sloeg bij het minste of geringste aan. Die avond echter, terwijl de vijf Canadezen per fiets het pad opreden, blafte de hond echter niet!

 

Fam. van Gelder voor het huis in de Sluisestraat nr. 1

 

Na een kleine week werden Burns en zijn medebemanningsleden overgebracht naar de kerktoren in Wamel. De verzetsbeweging vond het te gevaarlijk om bemanningsleden te laten onderduiken bij particulieren. Hoe dan ook, met achterlating van zijn adres, dat angstvallig verstopt werd, vertrok Burns met zijn mede - bemanningsleden naar de kerktoren in Wamel.

Het verhaal op blz. 188 in het boek "Van Vamele tot Wamel" is een mix van een aantal verhaallijnen. Het is dan ook erg onduidelijk wie er op de Wamelse kerkzolder verborgen gezeten hebben. In de toren van die kerk zat inmiddels al een Canadees bemanningslid, afkomstig van een ander gecrasht vliegtuig. Volgens berichten was hij ergens in de omgeving van Leeuwen geland. Half gekleed in uniform was hij door de mensen van het verzet tussen het kerkvolk verstopt en naar de eendenkooi in Wamel gebracht.

Vandaar was hij naar het huis van Dhr. Kalkers gebracht.Deze riep de hulp in van pastoor Heurkens. De pastoor stond het gebruik van de kerk toe want zoals hij zei "de kerk is voor iedereen". De Canadees werd daarop naar een kamer op de zolder van de kerk gebracht.

R.K. Kerk in Wamel

 
IPastoor Heurkens opende dus ook zijn deuren voor de groep afkomstig uit Altforst. Zij werden bij de reeds aanwezige Canadees geplaatst maar het duurde toch enige tijd voordat men elkaar vertrouwde. Het kon per slot van rekening wel een verrader zijn, een spion of een geheim agent. Misschien had hij wel orders om binnen ontsnappingslijnen te infiltreren.
 

Voedsel was geen probleem. Elke dag werd er vers brood en melk afgeleverd bij de pastorie. De pastoorsmeid en een nicht van de pastoor zorgden er voor dat het eten en drinken naar de zolder gebracht werd. Dat mocht echter alleen in gezelschap van een mannelijke begeleider want de pastoor vond het veel te gevaarlijk om de meisjes met de Canadezen alleen te laten!

 
Na een week wist bijna iedereen in het dorp wat er in de kerk gaande was. De plaatselijke velwachter Springer, die ook voor het verzet werkte, zat op een dag in de trein naar Arnhem. Op een gegeven moment vroeg een medepassagier aan hem: "En hoe gaat het met de piloten?" Het was duidelijk dat de Canadezen weg moesten. Het verzet zorgde voor valse papieren. De bemanningsleden werden getransformeerd tot studenten van het doofstommen Instituut in St. Michielgestel. Ze hoefden dan tenminste niet te praten!

De pastoor nodigde de Canadezen uit voor een afscheidsdiner in de pastorie. Verder waren de kapelaan en enkele verzetsmensen aanwezig. Pastoor Heurkens  hield in het Engels én in het Frans (blijkbaar was er ook een Franstalige Canadees in het gezelschap) een toespraak en wenste hen allen een veilige terugkeer naar Engeland toe. Gehuld in burgerkleding ging het vanuit Wamel per fiets naar de kerk in Altforst. Ook hier werden de bemanningsleden door de plaatselijke zielenherder, pastoor Vlekken,  welkom geheten.

 
Vanaf dit moment lopen er verschillende getuigenissen door elkaar. Feit is wel dat Burns met in ieder geval twee andere bemanningsleden in de kerktoren van Altforst heeft gebivakkeerd.

Mogelijk waren dat Sheppard en Glew, beiden behorend tot het 9e Squadron RAF. Zij worden in een later stadium ook weer samen gezien in Bakel. Waar de rest van de groep naar toe is gegaan is niet bekend

Hoe dan ook, pastoor Vlekken zorgde voor voedsel en stopte hen stiekem ook nog drie flessen ongewijde miswijn toe. Soms deed de pastoor mee met een partijtje bridge. Slapen was bijna onmogelijk want het bonkend geluid van het mechanisme dat de minuten wijzer van de klok voortbewoog hield hen uit de slaap.
Na een week of drie werd het groepje overgebracht naar Ravestein. Vandaar begeleidde Paula Manders de mannen naar de omgeving van Sprang Kapelle en Tilburg.
Daar werden ze overgenomen door de groep van Jos Andre. Deze groep had al verschillende geallieerden de grens met België overgebracht.

Kerktoren van Altforst: logeeradres van John Burns in juni 1944 

 

Een drietal zeer unieke foto's uit de oorlogstijd:

Deze foto werd genomen in juni 1944 in de sacristie van de kerk in Altforst. De bidstoelen links en rechts illustreren dit. Linksachter een deur en rechts op de achtergrond een wastafel. Op de foto zien we bemanningsleden en leden van het verzet broederlijk verenigd. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de foto's genomen bij het vertrek naar Ravenstein.

Op de foto links staan onder andere de volgende personen:
gehurkt van links naar rechts: Jo de Leeuw uit Alphen (verzet); F/Lt Johnstone MM, piloot; Jos Elemans uit Altforst (verzet);
staand van links naar rechts: F/O M.B. Steeves, boordschutter; onbekend; John Burns, politieagent Springer uit Wamel (verzet); F/O  C  Bell, bommenrichter
(foto's: Henk van Gelder)

 

Tijdens de opnamen van deze foto's wisselde de groep telkens van samenstelling. Ook wisselde een aantal bemanningsleden waaronder John Burns van jas. En dat is vreemd  omdat hij de burgerkleding van Albert van Gelder had ontvangen. Waarschijnlijk diende de burgerkleding tijdens de tochten in het openbaar. Onder deze kleding droeg men dan de legerkleding. Bij een eventuele arrestatie door de Duitsers kon men dan in ieder geval aantonen dat men soldaat was en geen burger!
 
 
 
 
 
Achter vlnr: F/O M.B. Steeves, boordschutter; F/O  C  Bell, bommenrichter; F/O W. R. Sheppard;
Zittend van links naar rechts: John Burns en F/Lt Johnstone MM, piloot.
 
 
 
 
Op bovenstaande foto is Sheppard de vreemde eend in de bijt. Deze Canadees behoorde niet tot de bemanning van de bommenwerper waarover het in dit verhaal gaat. Hij behoorde tot de bemanning van een Lancaster bommenwerper (9e Squadron RAF) die in de nacht van 21 op 22 juni 1944 was opgestegen van de Engelse basis Bardney voor een aanval op Gelsenkirchen.

Het Engelse toestel stond op de thuisbasis geregistreerd onder serienummer M E704 en met als code WS - B. Om 01.33 uur stortte de Lancaster neer bij het station de Klomp in Ede. Drie bemanningsleden kwamen om het leven. De overige bemanningsleden waaronder dus Sheppard wisten het toestel per valscherm te verlaten. Twee werden direct gevangengenomen. Flight engineer sgt. Clew wist te ontsnappen, stak de Maas over en kwam via Maren, Oijen uiteindelijk in Antwerpen terecht. Daar liep hij in een wijd openstaande Duitse val. Hij kwam in een krijgsgevangenkamp in Polen terecht.

Ook Sheppard  slaagde er dus in om te ontsnappen en kwam dus in Maas en Waal terecht. Mogelijk was hij de man die in Beneden - Leeuwen tussen het kerkvolk liep en via de eendenkooi in Wamel naar de plaatselijke kerk gebracht werd. Vanaf dat moment volgde ook Sheppard de ontsnappingslijn richting Antwerpen.

 
 
 
 
 
Achterste rij van links naar rechts:  politieagent Springer uit Wamel; F/O  C  Bell, bommenrichter;  Johnstone; gehurkt vlnr: Steves, onbekende in uniform
Middelste rij van links naar rechts: Jo de Leeuw, Alphen (verzet); John Burns; Jos Elemans, Altforst (verzet); F/Lt Johnstone MM, piloot.
Voorste rij van links naar rechts: F/O M.B. Steeves, boordschutter; onbekende.
 
 
 
 

 

De eerste nacht werd doorgebracht in een woning boven café "De Gulden Kroon"in Antwerpen. Het was toen inmiddels al 17 juli 1944 geworden.  
 
Aan hun verblijf in de Belgische havenstad kwam echter een abrupt einde toen ze omstreeks 21 juli werden gearresteerd door de Duitse Contraspionagedienst. Deze had al een tijdje het oog op de activiteiten van de Groep Andre en zetten daartoe een val op. Burns heeft altijd verteld dat ze op het moment van arrestatie aan boord van een schip waren. Na een grondige ondervraging door de Duitse instanties werden ze geïnterneerd als krijgsgevangenen en was de oorlog voor Burns en zijn kameraden voorbij.

 


 

Toen de oorlog in Nederland voorbij was, schreef de familie van Gelder een brief aan Burns in de veronderstelling dat hij er in geslaagd was te ontsnappen en naar Canada te vertrekken. Zijn moeder schrok zich echter een hoedje bij het lezen van de brief omdat ze het verhaal niet snapte. Burns was nl. krijgsgevangen gemaakt en verbleef in een kamp in de buurt van Rusland.

Nadat hij bevrijd was door de Russen keerde hij uiteindelijk naar Canada terug, Hij schreef meteen een brief terug en stuurde ook nog een doos met chocolade, die overigens onvolledig afgeleverd werd.

Er volgende een jarenlange correspondentie. Na verloop van tijd verwaterde dit maar in 1994, toen het 50 jaar geleden was dat Burns in huize van Gelder verbleef,  stuurde de familie hem 50 rode rozen. Volgens mevrouw Burns was haar man behoorlijk geëmotioneerd, vooral omdat hij het zelf compleet vergeten was. De banden werden weer aangehaald en John Burns kwam zelfs naar Nederland en bezocht daar onder andere de kerk in Altforst. Terwijl Burns samen met Henk van Gelder vanaf het koor stond te kijken naar het interieur, zag Burns een klein plasje water op de grond liggen. Dat deed hem denken aan de manier waarop zij hun behoefte deden toen ze in de toren verstopt zaten: “We plasten gewoon door de galmgaten!”

 
   

1973: groepsfoto fam. van Gelder bij bezoek van John Burns (3e van rechts) aan Nederland

1974: van links naar rechts: piloot Johnstone, Rieky en Henk van Gelder

 

 

1993: John en Judy Burns

Juli 1993: party bij de familie Burns in Perth: van rechts naar links: Rieky en Henk van Gelder, Judy Burns; links: John Burns.

 
Henk van Gelder en zijn vrouw Riky brachten ook een tweetal tegenbezoeken aan Canada. Tijdens een daarvan bezochten ze voormalig piloot Johnstone die 1000 kilometer van John Burns woonde. In 1995 ontving Burns door toedoen van de familie van Gelder de herinneringsmedaille "Thank you Canada". John Burns overleed op 2 december 2004 en werd 88 jaar.