|
Naamgeving
De Gewone
dotterbloem is een ondersoort (subspecies) van de
Dotterbloem (Caltha palustris). Palustris
verwijst naar de moerassige,zompige standplaats van de
soort.
Dotter
verwijst naar het woord dooier, vanwege de fel dooiergele
kleur.
Groeiplaats
De plant heeft een voortdurend vochtige bodem nodig voor de
ontwikkeling van de knollen. Varieert de vochtigheidsgraad,
dan blijven de knollen klein. Door waterpeilverlaging en
drainage is het aantal geschikte groeiplaatsen sterk
afgenomen. |
|
Ook in
Dreumel. Daar vind je ze nog vooral in en rond de
eendenkooien en grienden. |
|
|
Herkenmerken |
|
|
De
dotterbloem hoort bij de familie van de Boterbloemen en is
dus een familielid van het speenkruid.
De soort
bloeit in april en mei en soms weer in augustus. De ongeveer
4 cm grote bloemen hebben 5 tot 8 gele bloemblaadjes en veel
meeldraden. |
|
|
Deze
vaste plant wordt 15-50 cm hoog en heeft ronde tot bijna
niervormige, glimmende bladeren. |
|
Zorgplicht |
De soort is beschermd, samen met ruim 100
andere in Nederland voorkomende soorten.
De Flora- en faunawet verbiedt het verstoren van de
beschermde planten en er is aan de burger een zorgplicht
opgelegd.
Wil je weten wat dit precies is klik dan op de bloem
hiernaast. |
|
|
|
Gebruik
|
In de middeleeuwen
was de Dotterbloem een afweermiddel tegen boze geesten en een middel
om de melkproductie van het vee te verhogen. In Duitsland worden de
bloemknoppen ingelegd in azijn en gebruikt in salades. Vroeger
gebeurde dat in Dreumel ook. |
|
Opsporing
verzocht |
|
Onderzoekers
maar vooral ook veel vrijwilligers houden zich bezig met het
inventariseren van plantensoorten in de vrije natuur en zijn
natuurlijk heel geïnteresseerd in bedreigde soorten.
Ze zijn blij
met alle hulp.
Dus weet je
waar in Dreumel dotterbloemen staan, geef Uw informatie dan
door!
(Natuurlijk hoeven de dotterbloemen rond de vijvers in
tuinen niet te worden gemeld). |
|
|
|
|