Zwart tandzaad

een succesvolle verstekeling


redactie - Wilma van Oss


 Zwart tandzaad (Bidens frondosa)

 

Naamgeving
Bidens
komt van bidentis (Latijn) en betekent ‘tweetandig’. Hiermee worden de twee naaldjes met weerhaakjes (deze laatste zijn alleen goed zichtbaar met loep) bedoeld, welke op de vruchtjes zitten. Daardoor hechten ze zich makkelijk aan vacht en kleding en dat helpt ze bij de verspreiding. Frondosa betekent ‘met veel bladen’.

De Nederlandse geslachtsnaam tandzaad verwijst ook naar de naalden op de vruchtjes.

Er zijn in Nederland vijf soorten welke tot dit geslacht horen. Maar zwart tandzaad is de wilde plant, die je het meest zult aantreffen in Dreumel.

   
Groeiplaats
Aan waterkanten (o.a. rivieren, sloten, kleiputten, vijvers, kribben, langs dammen en op de bodems van drooggelopen bermsloten), grienden, ruigten en ruderale plaatsen.  Wie zomers door de uiterwaarden wandelt zal deze soort zeker tegenkomen. Maar ook vlak bij huis kun je deze soort vinden op omgewerkte grond en langs perken en wegranden.
 
Herkenkenmerken

De hoofdjes bestaan alleen uit gele buisbloempjes. Om de bloeiwijze staat een aparte wijduitstaande buitenste omwindselkrans van vijf tot acht grote smalle bladachtige slippen. De soort bloeit in augustus en september.
  Als de bloeiwijze is uitgebloeid en de buisbloempjes afgevallen zijn, zie je de ‘tanden’ waar het geslacht zijn naam aan dankt. Zwart tandzaad is de enige van de Tandzaadjes die maar twee tanden heeft.  De éénjarige plant is tussen de 30 centimeter en 1 meter.  
 
 
Dit is (voorlopig) de laatste soort van de familie van de composieten, die gerekend wordt tot de in Nederland voorkomende wilde of verwilderde planten, in een hoofdrol in de rubriek ‘Plant van de maand
 
Wild versus verwilderd
Wilde planten stammen af van populaties, welke zich in hun leefgebied hebben gevestigd  zonder hulp van de mens. Ze zijn er gekomen, meegevoerd door bijvoorbeeld wind, water of dieren. En ze hebben zich op dezelfde manier gevestigd in het gebied waar ze groeien.

Verwilderde planten onderscheiden zich van wilde planten doordat menselijk transport van plantmateriaal een doorslaggevende rol heeft gespeeld bij hun eigen vestiging of bij die van hun bronpopulaties. Het zijn bijvoorbeeld soorten die met succes uit tuinen ontsnapt zijn, zoals bijvoorbeeld de Canadese guldenroede (Plant van de maand augustus 2013).  Of als verstekeling het gebied hebben bereikt, zoals de alsemambrosia in het geïmporteerde vogelvoer. En het bezemkruiskruid (Plant van de maand maart 2013) met woltransporten.