Biggenkruid

soort met passende naam


redactie - Wilma van Oss


 

Gewoon biggenkruid (Hippochaeris radicata)

 

Naamgeving
Hippochaeris
is samengesteld uit de woorden ‘hupo’ dat ‘onder’ betekent  en ‘choiros’ dat ‘big’ betekent. Radicata betekent: de plant heeft een relatief grote wortel. 

Er komen in Nederland drie soorten biggenkruid voor. Twee daarvan (glad en gevlekt biggenkruid) zijn zeldzaam. Dus wordt alleen de algemeen voorkomende soort gewoon biggenkruid beschreven.

 
   

Biggen wroeten graag de wortels op, zegt men, vandaar de Nederlandse naam.

Een andere verklaring is dat de beharing op de bladeren van het rozet maakt dat het blad er als de huid van een big uitziet en voelt.

‘Gewoon’ in de Nederlandse naam is waarschijnlijk omdat het naast de andere soorten van het geslacht de meest voorkomende is.

Jong geleerd is oud gedaan.   Resultaat van de ‘opgravingen’ van wilde zwijnen vindt weinig bijval.
 
Groeiplaats
Bermen, hooiland, gazons, rivierdijken en tuinen.
 
Herkenkenmerken  
   
 


Gewoon biggenkruid
is overblijvend, is in het algemeen 20 tot 60 cm lang.
De soort bloeit van juli tot oktober.
De bloemhoofdjes bestaan alleen uit gele lintbloempjes en hebben een doorsnede van 2,5-4 cm.

 
 
De soort kun je herkennen door te voelen aan de bladeren van het wortelrozet (bladeren staan allemaal aan de voet van de plant). Die voelen als de huid van een varken, door eenzelfde stugge beharing.  De bladeren hebben een afgeronde top. De stengels hebben alleen schubvormige blaadjes en zijn vertakt.
 
 
Bloem, bloeiwijze en bloemen

Een bloem is een deel van een plant, waarin de organen voor seksuele voortplanting  zitten. Lang niet alle planten hebben bloemen: bloemen zijn kenmerkend voor planten die tot de zaadplanten horen. Hiertoe behoren soorten die worden gekenmerkt doordat ze zich voortplanten door middel van zaden en vruchten. Deze zaadplanten hebben zaden die in een vruchtbeginsel zitten (‘bedekt’ zijn) en worden daarom bedektzadig/bloemplanten genoemd.

Er zijn ook zaadplanten die dat niet doen: de naaktzadigen. De naaldbomen horen tot deze groep en zij hebben hun  zaden ‘naakt’  in de kegels. Deze naaktzadigen hebben dan ook geen bloemen en geen vruchten. Daarnaast zijn er ook veel planten die zich zonder zaden verspreiden en dus geen bloemen hebben: de varens en de mossen.

De bloemen zijn een belangrijk middel om plantensoorten van de bedektzadigen te herkennen omdat de indeling gebaseerd is op de wijze van voortplanting. Vandaar dat de bloem in deze rubriek altijd als herkenmerk wordt besproken.

Er is echter iets dat verwarring zaait: wat de leek een bloem noemt is soms een bloeiwijze. Zoals bij de familie die dit jaar centraal staat: de samengesteldbloemigen/composieten, waartoe ook het biggenkruid behoort. Wat een bloem lijkt, zijn een heleboel bloempjes die dicht bij elkaar staan omgeven door een krans van (omwindsel)blaadjes en je daardoor op het verkeerde spoor zet. Het is een bloeiwijze. Hoe dat precies in elkaar steekt, kun je nalezen bij de plant van de maand januari 2012.

Word je een bos bloemen in het vooruitzicht gesteld, denken de meeste mensen aan een bos gekweekte ‘bloem’planten. Niet aan een boeket van wilde planten. De meeste mensen zullen zo’n tuil niet waarderen en het zien als een bos onkruid. Dat ‘on’ verwijst naar kruid dat niet door de mens gewenst is. In Dreumel noemt men deze planten “bocht”.