Een bloem is
een deel van een plant, waarin de organen voor seksuele
voortplanting zitten. Lang niet alle planten hebben
bloemen: bloemen zijn kenmerkend voor planten die tot de
zaadplanten horen. Hiertoe behoren soorten die worden
gekenmerkt doordat ze zich voortplanten door middel van
zaden en vruchten. Deze zaadplanten hebben zaden die in een
vruchtbeginsel zitten (‘bedekt’ zijn) en worden daarom
bedektzadig/bloemplanten genoemd.
Er zijn ook zaadplanten die dat niet doen: de naaktzadigen.
De naaldbomen horen tot deze groep en zij hebben hun zaden
‘naakt’ in de kegels. Deze naaktzadigen hebben dan ook geen
bloemen en geen vruchten. Daarnaast zijn er ook veel planten
die zich zonder zaden verspreiden en dus geen bloemen
hebben: de varens en de mossen.
De bloemen zijn een
belangrijk middel om plantensoorten van de bedektzadigen te
herkennen omdat de indeling gebaseerd is op de wijze van
voortplanting. Vandaar dat de bloem in deze rubriek altijd
als herkenmerk wordt besproken.
Er is echter iets
dat verwarring zaait: wat de leek een bloem noemt is soms
een bloeiwijze. Zoals bij de familie die dit jaar
centraal staat: de samengesteldbloemigen/composieten,
waartoe ook het biggenkruid behoort. Wat een bloem lijkt,
zijn een heleboel bloempjes die dicht bij elkaar staan
omgeven door een krans van (omwindsel)blaadjes en je
daardoor op het verkeerde spoor zet. Het is een bloeiwijze.
Hoe dat precies in elkaar steekt, kun je nalezen bij de
plant van de maand januari 2012.
Word je een bos bloemen
in het vooruitzicht gesteld, denken de meeste mensen aan een
bos gekweekte ‘bloem’planten. Niet aan een boeket van wilde
planten. De meeste mensen zullen zo’n tuil niet waarderen en
het zien als een bos onkruid. Dat ‘on’ verwijst naar
kruid dat niet door de mens gewenst is. In Dreumel noemt men
deze planten “bocht”. |