Canadese fijnstraal

een soort met weinig bewonderaars


redactie - Wilma van Oss


(Conyza canadensis voorheen Erigeron canadensis)

 

Naamgeving

Canadese fijnstraal is een voorbeeld van een soort waar de geleerden die hierover gaan, hebben besloten dat deze soort in het verleden bij het verkeerde geslacht is ingedeeld, dus kreeg de soort een nieuwe geslachtsnaam.

Voor de (amateur) botanicus die ‘bij de tijd wil blijven’ zijn de werkzaamheden van deze wijzen onhandig. Hij zal steeds de nieuwste druk van de door de wetenschappers gebruikte flora moeten aanschaffen. En deze standaardwerken zijn meestal prijzig.

Fijnstraal verwijst naar de smalle lintbloemen. Canadese verwijst naar het oorspronkelijke verspreidingsgebied. 

Groeiplaats

 

Het is een echte pioniersoort voor niet te voedselrijke standplaatsen. Je vindt de soort dan ook tussen straatstenen/terrastegels, in bermen, op braakliggende grond, op oude muren en in tuinen.

In de zomer hoef je dus niet ver te gaan om deze soort ergens tegen te komen en hoewel hij overal groeit, valt hij niet op omdat het een ‘grijze muis’ is.  
Herkenkenmerken
 


De plant bloeit van juli tot in de herfst.
De vele bloemhoofdjes vormen samen een sterk vertakte, pluimvormige bloeiwijze. De bloemhoofdjes zijn klein,  2 tot 5 mm groot. De lintbloemen zijn smal, wit of soms vuilroze en weinig langer dan de gele buisbloemen.

 
  De lengte van deze éénjarige of tweejarige plant varieert van 15 cm tot wel ruim 1 meter. De stengelbladen staan verspreid en zijn lijnvormig tot langwerpig. Ze hebben een gave rand of zijn fijn getand. Ze zijn 2 tot 5 cm lang, gesteeld en behaard.  
   
Wil je hem kwijt? Niets doen!

Veel tuinliefhebbers zijn deze soort liever kwijt dan rijk. ‘Heeft geen enkele sierwaarde’, is het oordeel. De plant is ongevoelig voor de meeste gebruikte bestrijdingsmiddelen, dus spuiten is om deze praktische reden geen optie. Omdat het een pioniersoort is van de arme gronden zijn er twee strategieën om de soort kwijt te raken:

 
  • De voedingstoestand van de grond verbeteren, dan verliest hij de concurrentie met de buurplanten. Daar zullen de meeste tuinliefhebbers geen probleem mee hebben. Maar het is wel een kwestie van tijd en dat hebben de meeste mensen niet.
  • Effectiever is verstoring van de grond voorkomen. Dus niet schoffelen/harken en de soort een plaats gunnen in je tuin, dan zal deze soort vanzelf verdwijnen. Dit geldt voor alle pioniersoorten. Maar niets doen is niet makkelijk voor de tuinman/-vrouw. En asiel geven aan een soort die niets bijdraagt aan het gestelde doel, blijkt echter ook voor de tuinman/-vrouw moeilijk op te brengen, ook al is het maar tijdelijk en verdwijnt hij zo zonder dwang.