|
Dovenetel (Lamium spec.) |
|
|
Naamgeving
Dovenetel komt
van de oude betekenis van doof: niet werkend.
De bladeren lijken op die van de brandnetel maar
bevatten geen haren (netels) met brandend mierenzuur,
vandaar dat doof.
Door zijn gelijkenis met de
brandnetel nept hij de grazers. Als deze hebben
kennisgemaakt met de gemeen prikkende brandnetels,
zullen ze ook de dovenetels met rust laten. Dit is
een van de vormen (van mimicry), waarbij soorten proberen
hun belagers om de tuin te leiden.
Toch zijn de dovenetels
buiten de bloeitijd makkelijk van de brandnetels
te onderscheiden. Ze hebben een vierkante stengel,
terwijl die bij de brandnetel (bijna) rond is. En
brandnetels zijn helemaal groen, terwijl er bij de
dovenetels altijd wel roodbruine vlekjes op de
stengels en/of bladeren zitten.
Dovenetel
is een geslacht van de Lipbloemenfamilie (Lamiaceae)
met drie inheemse soorten met dovenetel in de naam,
die je ook in Dreumel kunt aantreffen. Dat zijn de witte
(Lamium album), paarse (Lamium purpureum) en
gevlekte (Lamium maculatum). |
|
De naam wordt ook verklaard in een Griekse mythe.
Volgens dit verhaal moet het bij de oppergod Zeus en
zijn oppergodin Hera, meer dan eens gedonderd
hebben. Hera vond dat zij in hun relatie een
voorbeeldfunctie hadden. De vele avontuurtjes van
Zeus pasten niet in dit plaatje.
Op een gegeven
moment had Hera schoon genoeg van zijn escapades.
Zeus zag onmiddellijk de ernst van de zaak in en
beloofde zijn leven te beteren en beloofde als blijk
van zijn goede wil een lammetje in haar tempel te
offeren. Hij ging onmiddellijk op zoek naar een
lammetje.
Onderweg stond hij plots oog in oog met Lamia, een
prachtige, mooie jonge vrouw. Vergeten was het
lammetje en hij liet er geen gras over groeien.
Hera’s dienaressen hadden meteen door dat het weer
mis was en troonden Hera mee. Toen deze de minnende
Zeus in het oog kreeg, was ze zo verschrikkelijk
kwaad dat ze Lamia in een witte dovenetel
veranderde.
Dit als waarschuwing aan alle overspelige dames en
Zeus. Nu nog zie je de voetjes van Lamia en Zeus,
boven elkaar, in het witte bloempje zitten. Als je
goed kijkt, tenminste! |
|
|
|
|
Groeiplaats |
Dovenetels
groeien op stikstofrijke, niet te droge plaatsen. Dat is ook
de habitat van brandnetels. Handig dus als je deze
twee soorten uit elkaar kunt houden. |
|
Herkenkenmerken |
|
|
|
|
De gevlekte en
witte dovenetel bloeien van april tot in
de herfst met 2 tot
3,5 centimeter grote bloemen.
De
witte dovenetel heeft witte bloemen.
De gevlekte dovenetel heeft
paarsrode bloemen, de onderlip donker
gevlekt (maculatum).
Beide
dovenetels zijn overblijvende
planten en worden
30 tot 60 centimeter hoog. |
|
|
De paarse dovenetel
bloeit van maart tot in de herfst met 1 tot 2
centimeter grote lichtpaarse bloemen.
Deze éénjarige plant wordt
10 tot 30 centimeter hoog. |
|
|
Gebruik |
|
|
|
Dovenetels
zijn drachtplanten voor een groot aantal
bijensoorten. Hier de sachembij, die
zijn naam dankt aan de pluimpjes op zijn
poten, die lijken op de verentooi van een
opperhoofd (sachem) van de indianen,
foeragerend bij de paarse dovenetel. |
|
|
|
De bloemen
van alle dovenetels zijn eetbaar. De
bloemen zijn gesuikerd over de vanillevla
overheerlijk en een lust voor het oog. Jonge
blaadjes van alle soorten zijn geschikt voor
in de salade en in de soep.De
gevlekte dovenetel heeft een gekweekte
variant (cultivar) met gevlekte bladeren,
die in tuinen als bodembedekker zeer
populair is. |
|
|
|
|
|
|