Oudjaarsavond, feesten,
                     rovers en moordenaars      
(deel 1 van 3)

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

31


Ooit was er aanleiding om veel aandacht te gaan besteden aan de achtergronden en geschiedenissen van alle overleden personen op de protestantse begraafplaats aan het Kerkpad te Dreumel.

Ooit was er aanleiding om alle geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten en huwelijkse bijlagen van alle Dreumelnaren te gaan registreren.

Ooit was er aanleiding om  alle krantenartikelen in oude “couranten” te gaan onderzoeken en er een uitvoerig Word-document van samen te stellen, over Dreumel en Dreumelnaren.

En al nog steeds doende met gehoor en praktische opvolging te geven aan al de bezigheden die voortvloeiden uit de bovengenoemde aanleidingen, zijn er op de meest onverwachte momenten weer en ineens nieuwe en tussentijdse motieven, om die eerdere aanleidingen even te laten voor wat ze zijn en onmiddellijk in te springen op de meest recente prikkels.

Zoals bijna altijd het geval is bij elk Ouwe koeienartikel, waarin dan wederom geprobeerd wordt om vast te leggen wat frappeert, soms shockeert, soms emoties opwekt en wat opvallend genoeg is en waarin een hoofdrolspeler of een beschreven onderwerp zo ver mogelijk boven het maaiveld uitgetild wordt. En toen verscheen ineens dit bericht in een van die oude kranten …

 

 

 

 

Dat bericht en deze persoon brachten ineens weer van alles naar boven.

Met deze persoon had ik al eerder “kennisgemaakt” in de periode (± 2009) dat ik zeer gedreven en gedurende erg lange tijd gezocht heb naar gegevens, anekdotes en foto’s over en van overleden personen, die begraven liggen op de begraafplaats aan het Dreumelse Kerkpad.

Een prachtige PowerPoint- presentatie, die meerdere uren duurt en waarin al deze informatie werd verwerkt, was en is het resultaat van al dat onderzoek.

Omdat deze geüniformeerde persoon ook daar werd begraven, komt deze persoon daar uiteraard ook in voor en op één andere overledene na, heb ik van slechts weinigen zoveel informatie, gegevens en foto’s aangereikt gekregen als over deze indrukwekkende en markante persoonlijkheid.

 

 

Leendert werd in Maurik geboren, op 16 oktober 1900, als zoon van Jacobus Tap en Maria van Kerkhoven.

 

 

Over de ontwikkeling van de totstandkoming van de Rijksveldwachterij schrijft Dhr. Drs. Jos Breuker, conservator van het politiemuseum (Bron: http://www.politiemuseum.nl):

 

 

Tussen 1811 en 1898 werden in principe alle 20-jarige mannen opgeroepen om deel uit te komen maken van de Nationale Militie, de verre voorloper van ons huidige nationale leger. Destijds kon je die plicht nog ontlopen, afgezien van als je leed aan gekrenkte geestvermogens of je kleiner was dan het kleinste uniform, door een ander te betalen om jouw plaats in te nemen.

Na 1898 werd de persoonlijke dienstplicht ingevoerd en die verplichtte wettelijk iedere gezonde Nederlandse jongeman om vanaf de leeftijd van 18 jaar dienst te doen in de Nederlandse krijgsmacht. Leendert Tap zal ook niet onder die verplichting uit hebben gekund en je kunt je gerust afvragen of hij dat ook gewild zou hebben.

Hij kon niet kiezen of hij wel of niet in dienst wilde, maar wel of hij slechts soldaat wilde zijn of bijvoorbeeld marechaussee. De foto hogerop toont Leendert in zijn marechaussee-uniform.

Op www.marechausseesporen.nl wordt zijn dienstperiode als marechaussee ook verduidelijkt. En niet alleen van hem, maar ook van zijn oudere broers, die Leenderts lichtend voorbeeld zouden kunnen zijn geweest:

 

 

Floris Cornelis en Marinus Tap werden ook marechaussee en Leendert volgde in hun voetsporen.

Een afbeelding van Leendert tijdens zijn opleiding in 1922 op het depot:

 

(Leendert Tap is de vijfde persoon van links).

 

 

Aangezien op 1 juni 1913 het depot Koninklijke Marechaussee werd opgericht in de nieuw gebouwde kazerne te Apeldoorn, is het met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zo dat Leendert zijn opleiding aan deze kazerne volgde. Velen met en na de Tap-broers hebben hier marechaussee-wortel geschoten.

 

Leendert ging na zijn opleiding naar de grensbewaking en werd te Gennep en/of mogelijk –eerder of later ‒ te Zaandam gestationeerd.

 

De (http://www.marechausseesporen.nl) voormalige marechausseekazerne van de brigade Gennep (Fotocollectie Jan Jacobs).

 
 

 

Leendert heeft mogelijk in Gennep en/of Zaandam gediend tot hij in begin 1929 een ministeriële beschikking ontving, die hem sommeerde om naar Utrecht te verhuizen.

Tegelijkertijd werd hij benoemd tot Rijksveldwachter.

 

Zestien maanden heeft hij zich naar beste weten en kunnen gekweten van zijn taken en verantwoordelijkheden in het Utrechtse.

Hij ontving voorafgaand aan de maand mei 1930 een tweede officieel schrijven van wederom de minister voornoemd Donner, die hem deze keer verzocht zich op 1 mei 1930 te vervoegen in Kerkdriel.

 

 

Waarschijnlijk is de ondertekenaar van deze beide overplaatsingsberichten een vlijtig en ondergeschikt ambtenaar, aangezien de destijdse minister van Binnenlandse Zaken Dhr. Mr. Hendrik Jacob baron van Doorn van Westcapelle was.

 

   
Van groot vermeldenswaardig belang is het om te verhalen over de reddingswerkzaamheden waaraan Leendert, tezamen met vele van zijn collega’s, zijn medewerking verleende ten tijde van de watersnoodramp in 1926, die Dreumel en de zeer wijde omtrek teisterde en indringend ontwrichtte. We lezen onder andere over die ramp in de krant Het Volk van 4 januari 1926 dat
 

Gedurende die lovenswaardige en heroïsche escapades, waarbij vele Dreumelse levens konden worden gered, als gevolg van de dwang waarmee de marechaussees de bewoners uit Dreumel evacueerden, is op een uniek, te midden van alleen maar ellende, goed moment Leendert Tap in contact gekomen met Christina Aletta van Valburg, woonachtig te … Dreumel.

De - voor een geïnteresseerd toeschouwer aanvankelijk minder makkelijk te begrijpen - overplaatsing van het wereldse Utrecht naar het zeer plattelandse Kerkdriel, kan derhalve ineens gemakkelijk verklaard worden. Leendert en Christina waren verliefd en wilden bij elkaar zijn.

Het volgende gedocumenteerde feit waar we de naam Leendert Tap weer tegenkomen, is de Dreumelse huwelijksakte, waarop aangegeven wordt dat hij op 2 december 1930 trouwde met zijn Christina Aletta van Valburg. Dat is slechts zeven maanden na zijn overplaatsing naar Kerkdriel, maar ga er maar gerust van uit dat ze al vanaf ongeveer 1926 verkering hadden.

 

 

De huwelijksakte die Leendert en Christina mee naar huis mochten nemen.

 

 

Een ander euro-dubbeltje valt ineens ook op zijn plaats. Er zijn nog meer personen die begraven liggen op de protestantse begraafplaats in Dreumel, die een rol van betekenis vertolken in dit verhaal.

 

De ouders van Leenderts vrouw, Evert van Valburg en Christina Aletta Termeer werden ook op deze begraafplaats ter aarde besteld.

Leendert en Aletta zijn gelukkig getrouwd. Leenderts toekomst als marechaussee lijkt ook niet veel anders dan goeds voor het echtpaar in petto te hebben en je mag veronderstellen dat er tenminste gesproken werd over de totstandkoming, het krijgen en opvoeden van nakomelingen.

   

Maar hoe wreed, onverwacht en desastreus kan het noodlot toeslaan?

 

(Wordt vervolgd, deel 2 van 3, volgende maand)