Gerard Norbert Baron van Scherpenzeel

Heer van Dreumel


 

Personalia
Gerard Norbert van Scherpenzeel werd geboren in 1667 en overleed op 1 november 1740 te Tiel.

Hij werd begraven in de kerk van St. Victor te Dreumel.

Luiden van de klokken
In verband met het overlijden van Gerard Norbert werden in Mierlo gedurende zes weken drie maal per dag de klokken geluid om deze droeve gebeurtenis te onderstrepen.

 (Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 


 

1732 Victorkerk Dreumel - A. de Haen
 

Hij is de zoon van:

Gerard Thomas Baron van Scherpenzeel, Heer van Dreumel

en

Ida Catharina van Ingenuland (Ingen Nuland).

 
Huwelijken

Gerard Norbert huwde driemaal:

 

Het eerste huwelijk werd gesloten met Alyd Maria de Cocq van Opijnen tot Tiel.

Zij huwden voor de wet in de Nederduits Gereformeerde Sint-Maartenskerk te Tiel. Het kerkelijk huwelijk werd vervolgens op 17 juni 1704 voltrokken in de roomse statie te Tiel.

wapen
Van Scherpenzeel

wapen De Cocq van Opijnen

Zij kregen een dochter, Magdalena Ida Francisca, gedoopt te Tiel op 28 juni 1705, en een zoon Gerrit. Beide kinderen zijn jong overleden.
     
   

Alyd overleed in december 1710 in Tiel en werd in Dreumel begraven.

     
    Bij de afwikkeling van de nalatenschap na het overlijden van Alyd op 27 mei 1711 bleek dat zij aan haar echtgenoot ongeveer 3000 gulden had nagelaten.
     

     

Het tweede huwelijk vond plaats op 10 oktober 1711 te Zutphen met Geertruyd Aleid van Appelthorn.

Dit huwelijk bleef kinderloos. Zij was de dochter van Hendrik Johan van Appelthorn en Cornelia van Oudheusden en overleed in februari 1723 te Tiel.
Ook zij werd in Dreumel begraven.
 

wapen
Van Scherpenzeel

wapen
Van Appelthorn

Uit de op 14 februari 1712 ingeschreven huwelijkse voorwaarden bleek, dat – als er bij het overlijden geen nakomelingen zouden zijn- alles terugging naar de familie van de overleden partner; hetgeen inderdaad in 1723 gebeurde.
   
     

     

Het derde huwelijk was op 14 augustus 1724 met Barbara Catharina van Baussele, gedoopt op 20 april 1699 te Gestel en overleden in 1752.

Zij was de dochter van Baron Hendrik Carel van Baussele en Barones Maria Catharina de Jeger tot Luchtenborg.

wapen
Van Scherpenzeel

wapen
Van Baussele

Uit het derde huwelijk had Gerard Norbert kinderen:
     
1) Ida Barbara Antonia. Vroeg overleden.
     
2) Ida Francisca Maria (Hyacintha) Catharina Barbara, gedoopt op 8 mei 1727 te Tiel. Zij huwde met J. de Heusch de la Zangerije. Later genoemd Van Scherpenzeel Heusch.
 

3) Maria Catharina Helena, gedoopt op 8 april 1728 te Tiel en overleden op 12 maart 1778. Zij huwde op 26 januari 1755 te Avezaath met mr. Johannes Eduard Wittert  van Colverschoten, geboren 26 mei 1729 te ’s-Gravenhage en overleden op 4 juli 1786 te Haarlem. Begraven in de kerk van Kesteren.

 
Maria Catharina Helena van Scherpenzeel Johannes Eduard Wittert van Colverschoten
 

4) Hendrik Jean François. Hij huwde met Anthonia Catharina van Leefdael (1729-1777).

 
5) Joannes Hiacynthus, gedoopt op 28 juni 1736 te Tiel. Vroeg overleden.
 

Bezittingen

A. Heer van Dreumel:
Op 26 juli 1712 werd hij officieel beleend met huis Pollenstein te Dreumel en de heerlijkheid Dreumel. Hij was daar eigenaar van 40 morgen land in Dreumel, 19 morgen in Wamel en 5 morgen in Ophemert. Ook had hij een eendenkooi in Dreumel en een huis in Tiel.

Dreumel was een dagelijks gericht. Dat betekende dat hij daar lichte vergrijpen beoordeelde en eventueel bestrafte. Verder benoemde hij het dorpsbestuur, bestuurde zelf, zat vergaderingen voor en trad dikwijls als getuige op bij het opmaken van diverse akten.

   

huis te Dreumel (Pollenstein)

 
       

B. Heer van Mierlo:
In het jaar 1735 was hij universeel erfgenaam van zijn tante Barbara, Douairière Van Grevenbroeck, en volgde haar op als Heer van het “Hooge gerigt van Mierlo mitsgaders de Hooge, Laage en Middelbaare Jurisdictie van ’t Houdt en Brouck”.

In haar testament van 19 juli 1715 bepaalde haar dochter Mechteld Theodora van Grevenbroeck dat ook haar erfdeel zou gaan naar haar neef Gerard Norbert van Scherpenzeel.

(Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 

 
   

kasteel Mierlo

 
C. Voorts verkreeg hij de volgende eigendommen:      
Uit de erfenis van zijn broer Arnoldus Jan Diderick kreeg Gerard Norbert 14 morgen land.  
       
Na het overlijden van zijn broer Johan François, werd hij op 16 april 1735 ook met Wijchen, het Hey-graafschap (tot deze rechten behoorde ook het zogenaamde ‘’heydegraescap’’, dat wil zeggen het recht van ontginnen van de uitgestrekte heidevelden oostelijk van Wijchen) en de Leler beleend.

Na de dood van Gerard Norbert keerde deze goederen weer terug naar de weduwe van zijn broer, Maria Ignatia van den Santvoort.

Van diezelfde tante, Barbara Catharina erfde hij tevens haar aandeel in de Weerden te Dreumel en werd daarmee 30 april 1736 beleend.

 
   

 

 

kasteel Wijchen

 

 
Ambtsjonker

De Van Scherpenzeels behoorden tot de katholieke landadel. Gerard Norbert werd op 26 juli 1698 lid van de Ridderschap van het Land van Maas en Waal. Hij zat uit dien hoofde in de colleges, die het gebied bestuurden, er recht spraken en waterstaatszaken behartigden.

De touwtjes van de macht waren in handen van enkelen. Binnen dit groepje adel boterde het niet altijd. De strijd ging over macht, invloed, bezit en te genereren inkomsten. De ambtsjonkers gebruikten hierbij alle middelen, ook de tegenstelling tussen katholiek en protestant.

Gerard Norbert was een standvastig pleitbezorger om leden van zijn religie binnen het ambtsbestuur benoemd te krijgen. Er zijn talrijke processen geweest waarin hij het opnam voor zijn adellijke vrienden, tegen de ambtman en zijn aanhangers.

Ook als heemraad kwam hij regelmatig in botsing met de dijkgraaf of diens vervanger.

 

Van Scherpenzeel was de laatste roomse jonker in het bestuur van Maas en Waal.

 

Macht

Als Heer van Dreumel bezat hij het recht van (lage) jurisdictie, politie en bestuur waarbij ook de rechten van visserij en brouwerij zijn toegevoegd.

 

Katholiek

In een door reformatorische overheid exclusief beheerste samenleving trad Gerard Norbert op als een strijdbare figuur en beschermer van de oude religie.
 
Gerard Norbert was praktiserend katholiek. Hij kwam op voor zijn geloof. Dat bleek toen hij in 1706, voor het eerst na de Reformatie, weer de benoeming van een pastoor in Dreumel bewerkstelligde.
 
t 14 juli 1706: Brief van Gerard de Scherpenseele en de inwoners van Dreumel aan de bisschop van Roermond met het verzoek de parochie weer te heroprichten en Petrus van de Kerkhoff aan te mogen stellen als pastoor.  



handtekening Gerard Norbert
van Scherpenzeel

 


(klik op het plaatje voor een vergroting)

 

Handtekening van enkele inwoners van Dreumel.
Velen waren het schrijven niet machtig en zetten
daarom een kruisje.
 
De "PAROCHIAE MEMORIALE" van de voormalige Sint Barbaraparochie bevat een verslag van pastoor Jacobus van der Heijden uit 28 juni 1812. Hierin beschrijft deze pastoor de woelige ontstaansgeschiedenis van de nieuwe parochie.
 
Tot het jaar 1706 werd deze parochie van Dreumel met die van Wamel en het grootste deel van die van Leeuwen bediend door een missionaris van de orde der Predikheren.   Deservita wijst op een vaste bedienaar
   
Echter in het voornoemde jaar is er een scheiding gemaakt – met toelating van het bestuur – vanwege een brand, waardoor gedurende de laatste Mis het grootste deel van de huizen in het centrum van dit dorp tot aan de grond toe verwoest werd.   In de kerk van Wamel
   
De laatste missionaris der voornoemde parochies in die uiterst droevige tijden was de eerwaarde Pater Petrus van den Kerkhoff, die ook na de scheiding de eerste Pastoor van deze Parochie was.  
   
Hem volgde op in het jaar 1722 de eerwaarde Heer Mathias van Nouhuis. Een man die aanvaard was bij iedereen en een pastoor voor alles, want nadat hij – zoals ook zijn voorganger – zeer vele jaren in de korenschuren en kelder van het Huis der hoogedele Heren Gerard en Gerard Norbert van Scherpenzeel zijn pastorale functies had uitgeoefend, verwierf hij uiteindelijk in het jaar 1751 voor deze parochie voor 2000 guldens van de niet-katholieke Hoogedele Heren van Deelen het zogeheten HUIS LOEVESTIJN, waarvan hij de paardenstal inrichtte als gebedshuis.   Heer = seculier priester (niet tot een orde behorend)
   
Vervolgens – zoals bestaande monumenten getuigen – verrijkte hij dat oratorium (kleine R.K. kapel, bidvertrek met altaar, kruisbeeld, enz.) met vele zilveren kunststukken. (versierselen) Die eerbiedwaardige man en deken van Nijmegen ontsliep in de Heer tot grote droefheid van heel de parochie op de 5e maart 1762.  
   
Zijn opvolger – Hendricus van Aalst – werd op 31 augustus van hetzelfde jaar door de Hoogeerwaarde Heer Joannes van Eck, Deken van Nijmegen, aangesteld; eerder vanaf 18 mei had het bestuur (ambtman) aan de Eerwaarde Heer Gerardus Nelissen, aan wie Zijne Excellentie Joannes Antonius de Robiano de bediening (deservitura) van deze parochie had opgedragen, niet alleen alle pastorale functies verboden (ontzegd), maar ook de kerk tot de 11e augustus bevolen te sluiten.

Dit omdat Zijne Excellentie aan de voornoemde heer Van Aalst, die het bestuur (ambtman) als het ware had opgedrongen voor de parochie zonder herder, met recht en reden (volkomen terecht) de aanstelling had geweigerd.
 

Hij wordt niet Eerwaarde Heer genoemd!


Deservitor: Pastoor, tijdelijk aangesteld als waarnemend geestelijke in een vacante parochie.

Vanwege een rechtvaardige zaak

   
Op aandringen echter van de pastoors van Euwik (Ewijk), van Wichen (Wijchen) en Neerbosch, en om het kwaad dat de andere parochies bedreigde, te voorkomen, (op 17 juli had de ambtman aan de pastoor in Wamel ook de uitoefening van zijn pastorale rechten en plichten verboden), stond Zijne Excellentie de installatie toe aan de heer Van Aalst.  
   
Op 17 september 1770 volgde Gijsbertus Vermeulen deze (van Aalst) op. Onder hem werd in 1777 het gebedshuis – vanwege het aangroeien van de parochie – langer gemaakt en met de giften der parochianen van binnen verfraaid volgens het model van een kerkgebouw.  
   
In 1779 – door de verkoop van akkers (onder de naam ’t Kerkeland) aan Wilhelmus van Os voor 2200 guldens – werd de schuld van 2000 guldens aan de Bosschenaar R. A. van Engelen terugbetaald, zijnde de som die deze in het jaar 1751 aan Deken Mathias Nouhuis en parochie had uitgeleend voor de bovenbeschreven aankoop.  
   
Na de dood van de Eerwaarde Heer Vermeulen op 28 juni 1812 volgde ik hem op de 2e juli van hetzelfde jaar.  
   
Aldus beschreven door Pastoor Jacobus van der Heijden  
 
(De vertaling uit het Latijn werd gedaan door Theo Heurkens cicM, Missionaris van Scheut, 15 april 1999.
De aanduidingen in de rechterkolom betreffen extra uitleg door pater Heurkens)
 
Evenals in Tiel was deze pastoor, Petrus van den Kerckhoff, lid van de orde der Predikheren. Rond 1700 was Franciscus de Windt pastoor in Tiel. Hij had zijn opleiding genoten in het Dominicanenklooster van Mechelen, dat ongeveer 150 jaar voor de bemanning van de Tielse Statie zorgde. Van Scherpenzeel trad op als beschermer van deze statie.
Het was veiliger bezittingen die tot de statie behoorden, op naam te stellen van leken.
 
Op 12 september 1702 kocht hij "...huys en hoffstadt met aanhoorigh erf staande en gelegen aen de suijdtsijde van de Walburgsche kerckhoff deeser Stadt..." voor 650 gulden.

Tevens verklaarde hij in een toegevoegde onderhandse akte dat het huis niet hem toebehoorde, maar pater De Windt. Geld dat men aan de katholieke kerk schonk, werd belegd in grond.

Zo kocht Van Scherpenzeel grote gedeelten van de Baarsweerd, gelegen in de Willemspolder onder Echteld. 

Gerard Norbert en zijn tweede vrouw Geertruyd Aleid verklaarden op 25 april 1719 dat het de "... echtelieden niet toebehoorende, maar eigenlijk aan den tegenwoordigen catholijken heer pastoor tot Thiel”.

Hoewel katholieken elders werden uitgesloten van de Ridderschap, zorgden de Van Scherpenzeels er mede voor dat de Ridderschap in het Land van Maas en Waal in 1730 nog bestond uit drie gereformeerden en twee katholieken.