Johan II van Scherpenzeel  tot Rumpt


 

Personalia

 

Johan (II) van Scherpenzeel, Heer van Rumpt, geboren 1585 / overleden 1654.

Hij is de zoon van:

Johan I van Scherpenzeel, geboren in 1550 en overleden in 1620. Heer van Rumpt

en

Catharina de Roever, geboren in 1560.
 
  Het verdwenen kasteel van Rumpt, recent op verzoek van Hovestadt getekend door kasteeldeskundige Taco Hermans. Foto William Hoogteyling  
wapen Van Scherpenzeel,
tevens wapen van Rumpt
 
Huwde (eerste maal) in 1618 met Anna Canter (1595-1640), dochter van Dirck Canter en Catharina de Swardt. Zij overleed kinderloos.


wapen Canter

 
Hij huwde (tweede maal) in 1641 met Jonkvrouwe Barbara Alida Adolphina van de Poll van Isendoorn van Pollensteijn, overleden op 24 september 1651. Zij was de dochter van Jonker Gerard van de Poll van Pollensteijn, Gerichtsman van Maas en Waal, en Jonkvrouw Barbara Pieck van Isendoorn, Vrouwe van Dreumel, IJzendoorn en Pollensteijn.*

(* Bron: Genealogische en Heraldische bladen Wittert van Hoogland 1906)

Via vererving ging de Heerlijkheid Dreumel naar de familie Van Scherpenzeel.

 

 

huis te IJzendoorn 

wapen van Van de Poll

 

Het gezin kreeg drie kinderen:

1) Johan (III) van Scherpenzeel. Heer van Rumpt, geboren in 1645 en overleden in 1693. Hij huwde met Wilhelmina Johanna de Wael van Vronesteyn (  ?  - 1690), dochter van Joost de Wael van Vronesteyn en Isabella Catharina van Camons.

 

(voormalig) huis Vronestein (tekening van Roelant Roghman, 1646-1647)
Nabij Jutphaas (nu Nieuwegein)

 

 

2) Gerard Thomas van Scherpenzeel, Heer van Dreumel.

 

3) Barbara Catharina van Scherpenzeel. Zij huwde met Erasmus van Grevenbroeck, Heer van Mierlo, zoon van Cornelis van Grevenbroeck en Anna van Eyck, heer van Mierlo. Barbara Catharina was Vrouwe van Mierlo van 1740-1752.

 

Op 30 november 1669 sloot Erasmus van Grevenbroeck zijn huwelijkse voorwaarden met Barbara. Het echtpaar had drie dochters. Oudste dochter Anna Barbara overleed in 1676. De tweede dochter Florentina Maria huwde in 1697 met Floris van Eyck, Heer van Nuenen. Zij overleed in 1714. De derde dochter Mechteld Theodora bleef ongehuwd.

Barbara van Scherpenzeel kreeg het tochtrecht of vruchtgebruik van de heerlijkheid Mierlo, terwijl haar minderjarige dochters het erfrecht hadden.

(Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 

kasteel Mierlo

 
 
 

Verhouding met de bevolking van Mierlo
De verhouding tussen de Heren en Vrouwen van Mierlo en de bevolking was niet goed te noemen. Met name Barbara van Scherpenzeel, Vrouwe van Mierlo, trachtte door jarenlange en kostbare processen haar heerlijke rechten volledig hersteld te krijgen.

Blijkbaar was Barbara het er helemaal niet mee eens dat niet alle heerlijke rechten waren hersteld. Gedurende haar leven heeft zij vrijwel onafgebroken processen gevoerd om die rechten te herstellen.

Uit de hele gang van zaken komt zij naar voren als een verbitterd mens dat ten koste van alles haar zin wilde doordrijven.

(Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 

Heerlijke rechten
Het bezit van een “heerlijkheid” gaf de eigenaar bepaalde rechten. Met heerlijkheid werd dan het gebied aangeduid waar die rechten betrekking op hadden. Binnen de heerlijkheid was de Heer gerechtigd om lokale overheidsdienaren en gezagsdragers te benoemen. Met name het benoemen van een lokale ambtenaar (een soort burgemeester, politiecommissaris en kantonrechter in één persoon verenigd) gold als een belangrijk recht, aangezien dit inkomsten (uit rechtspleging en boetes) met zich meebracht.

Aan een heerlijkheid waren ook allerlei economische en zakelijke rechten verbonden, waarbij de Heer recht had op een belasting of heffing van pachtgelden en tolgelden.

(Bron: Wikipedia)

 

Rechten van de heerlijkheid Mierlo

De eigenaren van de heerlijkheid Mierlo beschikten door de eeuwen heen over de volgende rechten:

Recht van:

a. de lage rechtspraak, dit was de juridische bevoegdheid vooral civielrechtelijk en het bestraffen van lichte overtredingen

b. de middelbare rechtspraak, dit waren meer civielrechtelijke en justitiële bevoegdheden

c. de hoge rechtspraak, tot dit recht hoorde ook de bevoegdheid tot het straffen van de zwaarste vergrijpen, met lijfstraffen

d. warande, het recht om in een bepaald gebied te mogen jagen

e. corweide, het recht om inwoners te verplichten tot het verrichten van arbeid ten dienste van de Heer of Vrouwe van het kasteel

f. grondcijnzen, het recht om belasting te heffen op het gebruik van gronden

g. houtschat, het recht om een vergoeding te heffen op gebruik van hout

h. visserijen, het recht om te vissen in bepaalde wateren (beken, vennen en sloten)

i. gruitgeld en hopgeld, het recht een bepaald bedrag te heffen op gruit (samenstelling van rozemarijn en gagel) en hop (allemaal grondstoffen voor het brouwen van bier)

j. molenrecht, het recht om een molen op te richten en die te verpachten

k. het begeven van beneficies, het recht om een persoon (pastoor/predikant) in een ambt te benoemen

l. keurmede, het recht op het beste stuk uit de erfenis van een horige op te eisen

m.  confiscatierecht, het recht om goederen na het overlijden van een bastaardkind, dat woonde binnen de grenzen van de heerlijkheid, op te eisen als eigendom

(Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 

Door Barbara gevoerde processen
Op 18 april 1674 startte Barbara een twintig jaren durend proces bij de Raad van Brabant over haar heerlijke rechten. Op 17 december 1703 werd zij in het gelijk gesteld. Toen nog uitgezonderd de hoge jurisdictie.

In 1704 spande zij een nieuw proces aan over de grenzen van de heerlijkheid, haar recht op aanstelling van dorpsfunctionarissen en de inning van de cijnzen en boeten. Op 4 december 1704 won zij ook dit proces.

In 1705 zette zij haar strijd voort. Dit maal over de aflossing van de hoge jurisdictie in de heerlijkheid Mierlo. Ook dit proces won zij.

Zij won in 1706 een proces over haar recht van corweide. In de praktijk moesten de Mierlonaren na 1706 gedurende één dag per jaar voor de Vrouwe werken.

Een in 1694 gestart proces over de gemeenschappelijke gronden won zij in 1709. De dorpsbestuurders mochten voortaan geen gemeenschappelijke gronden verkopen, met schulden belasten of uitturven zonder toestemming van de Vrouwe van Mierlo. Zij waren verplicht de jaarlijkse cijns te betalen van tien oude groten, een munteenheid die dateerde uit de tijden van het contract van 1386.

Verder kreeg zij twee schellingen van de schutter voor elke koe die in beslag werd genomen.

In 1717 en 1721 voerde zij een proces voor de Raad van Brabant tegen Graaf D’arberg de Vallengin, Heer van Helmond, over drie leenroerige percelen die deel uitmaakten van het goed Vaarle, eigendom van genoemde Graaf. Zij verloor dit proces en werd veroordeeld tot betaling van een boete van 100 gouden realen en de proceskosten.

(Bron: Het boek "Mierlo van oorsprong tot heden")

 

Heerlijke rechten in Dreumel
Alhoewel tot nu toe geen documenten voorhanden zijn waarin de heerlijke rechten in Dreumel zijn beschreven, mag gevoeglijk er van uitgegaan worden, dat de Van Scherpenzeels, als Heren en Vrouwen van de heerlijkheid Dreumel, vele van de hierboven genoemde rechten, hebben bezeten.

Daarbij valt vooral te denken aan:

het recht van rechtspraak;
het recht van visserijen;
het recht van grondcijnzen;
het molenrecht.

 

Bezittingen

Onderstaande lijst van verdeling van de erfenis tussen zijn kinderen geeft aan over welk vermogen Johan van Scherpenzeel tot Rumpt beschikte.

 

1. Zijn zoon Johan erfde:

Het Huis en de Heerlijkheid Rumpt met het

recht van manschap;
recht van de lenen;
het recht van collatie;
het recht van pastoraat;
het recht van vicarie en costoris;
het recht van visserij in de Linge;
het recht van de Rumptse molen en
het recht van de grote en smalle tienden

Verder aan landerijen, zowel bouw- als weiland en waarden, gelegen te Rumpt, Maurik en Spijk van ongeveer 33 ½ morgen en 55 hont (=1 morgen = 6 hont = 600 roeden (Rijnland) 1 hont = ca.1419 m2, 1 roede = 14 m2) en aan geld en obligaties een bedrag van 2940 gulden.

 

2. Zijn zoon Gerard Thomas erfde:

 

Het huis Pollestein te Dreumel met hof, singel, boomgaard, grachten, eendenkooi. Recht van visserij en brouwerij.

Verder een huis te Tiel, ongeveer 70 morgen land en een geldbedrag van 3662 gulden. De landerijen liggen in Dreumel ongeveer 39 ½  morgen en 2 hont; in Wamel ongeveer 18 ½  morgen; in Afferden ongeveer 7 ½  morgen en in Ophemert ongeveer 4 ½ morgen en 11 hont.

 
3. Zijn dochter Barbara erfde:
 

Het huis tot Reek en goederen in de Heerlijkheid Borculo en tot Boeckholt. Verder aan landerijen te Dodewaard en Wely ongeveer 11 morgen; te  Asch ongeveer 3 morgen en te Erichem ongeveer 7 morgen. Nog aan geld een rentebrief op de Domeinen van de Tielerwaard groot 4000 gulden.

De drie kinderen konden later nog een bedrag uit de erfenis van de heer Van Meereveld tegemoet zien vanwege een schuldbrief bij de heer Van Meereveld van 3000 gulden.