God wikt, de Waal beschikt

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

24


Na het lezen van twee Dreumelse overlijdensakten uit 1821, waarvan de opmerkelijkheid pas begon op te spelen toen de tweede aan de orde kwam en er een onverwachte, frappante en niet minder unieke, relatie bleek te bestaan tussen de eerste en de tweede … herinnerde ik me het plotsklaps weer.
 

Die andere overlijdensakte die heel toevallig, zeg een jaar geleden, in eerste instantie slechts opviel door de zeer slechte staat van onderhoud van dit specifieke document en alle andere overlijdensdocumenten in zijn algemeenheid van de gemeente Wamel. Die ene akte heeft me vervolgens, zeg maar gerust wekenlang, genoopt uitvoerig naspeuringen te doen om erachter te proberen te komen over welke persoon deze akte ging. Ik schreef er destijds een nog niet gepubliceerd en zeker niet kort Ouwe koeienartikel over dat als titel “Krem-/Kruis-/Kruijs-/Cruijs-/Kreusbergen” meekreeg. Het gaat over deze overlijdensakte uit 1882.

 
Het gerucht ging dat de Wamelse akten in houten, kierige kisten in vochtige, koude kerken jarenlang en zonder noemenswaardige verzorging opgeborgen hadden gelegen en daarna in willekeurige scholen hetzelfde lot hadden moeten ondergaan in mogelijk diezelfde houten kisten.

Nauwelijks de ideale plaats, noch locaties, om duurzaam officiële akten te bewaren voor de vele nageslachten.

Waarvan ze zelfs toen ook al hadden kunnen veronderstellen dat die er ongetwijfeld in ongeremde aantallen zouden komen en zijn.

Tenslotte hadden de Wamelnaren toen zelf ook al drommen met nageslachten verwekt.

Deze omstandigheden verklaren mogelijk enigszins en mogelijk wel geheel de deplorabele staat van onderhoud van onder andere deze akte, die in het Wamelse register van overlijden direct werd gevolgd door deze opvallende en Duitse verklaring.

 

 

 

Er is een Nederlandse vertaling, die ter hand gesteld zou kunnen worden aan aanvragers, maar die hier teveel tekstruimte in beslag zou nemen om die hier ook weer te geven. Nog ter duiding van de plaatsen die in deze Duitse verklaring worden aangehaald, dit kaartje.

 

 

Kortheidshalve zij hierover verder nog vermeld dat de grote doorbraak, het uiteindelijk kunnen identificeren van de in de Rijn bij Vijnen (Duitsland) verdronken persoon, nog steeds niet kon worden gerealiseerd. Op het tweede blad van de Duitse verklaring wordt op de vijfde en zesde regel de naam genoemd van ene Anton Heinrich Kremberger, die overboord zou zijn geslagen en die uit Leeuwen zou komen. Hij, het gevonden lijk, zou ongeveer tussen de 20 en 25 jaar oud zijn en dus geboren hebben moeten zijn tussen 1857 en 1862. Leeuwense geboorteakten gaan echter niet verder dan van 1811 tot en met 1817. En goed mogelijk was deze persoon helemaal en nooit in Leeuwen geboren. Een niet identificeerbaar stoffelijk overschot … nog steeds.

 

Deze Anton Heinrich Kremberger, waarover het vermoeden is dat die achternaam Kruijsbergen zou kunnen zijn, sloeg overboord en verdronk dus in de Rijn.

 

Maar dat gebeurde ook in de Waal, getuige deze overlijdensakte uit 1821.

 
Het is iedere keer weer hetzelfde. Aanvankelijk heb je geen andere gedachte dan dat het een zoveelste akte is, die je net zo nauwkeurig en zorgvuldig als voorgaande en nagaande akten zult registreren in die alsmaar uitdijende database.

Eén van de gegevens die daarin specifiek wordt vermeld is de datum van overlijden en dan … verandert deze akte ineens van “standaard” naar uitzonderlijk. En Ouwe koeien waardig.

Want op deze akte staat geschreven dat Adrianus Soetekouw, oud 17 jaar, (van beroep bakker), zoon van Peter Soetekouw (van beroep … bakker) en Anna Maria van der Aa …

 

 

Let wel “… is overleden of verdronken in de rivier de Waal den elfde december achttien honderd en twintig …” op een overlijdensakte die werd opgesteld op 14 maart 1821, ruwweg drie maanden na het gebeurde.

Deze akte wordt daarom weliswaar opgenomen in de registratie als de zesde akte van het jaar 1821, maar zal meegeteld worden in het aantal gestorvenen in het jaar 1820.

Okay, door naar de volgende akte, akte nummer zeven dus. Wéér datzelfde proces … een gewone akte … gewoon alle gegevens noteren … en verder met de daaropvolgende.

Maar dat gewone duurt slechts seconden.

 

Uiteraard hetzelfde jaar als de vorige akte, 1821.

Maar ook dezelfde dag waarop de aangifte wordt gedaan, 14 maart.

Hé, en ook dezelfde persoon die aangifte komt doen, Peter Soetekouw, bakker, 42 jaar.

Het zal toch niet, flitst het door je hoofd, dat hij nóg een familielid komt aangeven dat overleden is?

Gelukkig, nee, dat is niet het geval.

 

 

Peter Soetekouw komt, blijkbaar zijnde een goede kennis van de overledene, melden dat Jan van Koolwijk, van beroep arbeider, 27 jaar oud, is overleden.

Maar … frappanter, eigenaardiger, uitzonderlijker kan haast niet, óók …

 

 

En dus op dezelfde datum, 11 december 1820, als waarop Adrianus Soetekouw tussen Dreumel en Tiel in de Waal verdronk.

Wat zou toch de oorzaak hebben kunnen zijn van dit extreem tragische en dubbele ongeluk? De weersomstandigheden wellicht? Een woest kolkende Waal die probeert het smeltwater van half Europa te kanaliseren?

 

Op http://www.ppsimons.nl/stamboom/index.htm wordt uiteengezet wat de weersomstandigheden waren in de periode waarin beide dorpsgenoten in de Waal verdronken. Tussen 1819 en 1822:

 

Ook 1819 was extreem droog en heet. In de Maas stond maar 9 duim*) water. 8 juli kwam er een ongelooflijk sterk onweer met hagelstenen als kippe-eieren. Duizenden bomen werden ontworteld, scheurden en werden zelfs verpletterd. Honderden huizen werden omvergesmeten. Daarna werd het opnieuw heet, tot 29 augustus. De weiden waren meer dor dan de ellendigste heide. Er ontstond groot gebrek aan water. Vooral het vee had veel te lijden. 3 september begon het te regenen. Maar tot 16 december waren in Velp (Red.: bij Grave, Limburg) nog de meesten pompen en putten zonder water. Vanaf half december strenge vorst, gevolgd door een dikke laag sneeuw. Toen de sneeuw januari 1820 begon te smelten steeg het water snel. Vanaf 12 januari begon het weer zeer sterk te vriezen. De Maas bevroor en je kon er gedurende twee dagen met paard en kar overheen: het ijs van de maas was 7 voeten**) dik. Opnieuw sneeuw. Toen dit begon te dooien in combinatie met regen onstonden extreme overstromingen zoals ze nog nooit waren meegemaakt. Van alle kanten hoorde men om hulp roepen. In Herpen werden alle huizen verwoest, zeer veel vee kwam om. Vanaf 1 maart begon het opnieuw te vriezen. 6 maart werd er op de zuiderzee geschaatst. Tot 4 mei bleef het zeer koud. Maar ook daarna was het niet best, de wind bleef steeds in de noord-hoek. Vanaf 8 juli werd het weer goed en kwam er alsnog een overvloed aan fruit, gras, aardappelen en groente.

Vanaf november vorst. In 1821 weer een strenge winter die duurde tot eind april. Zeer veel regen aan het einde van die periode, maar eind april werd het opeens zeer warm, iedereen trok de zomerkleren al aan. Dit duurde maar kort, want daarna opnieuw zeer koud. Lange tijd nachtvorst. De oogst en hoeveelheid levensmiddelen was ook dit jaar weer goed. De mensen kregen bijna geen geld voor wat ze verbouwden. De belastingen waren extreem hoog, en over veel meer dingen dan voorheen werd belasting geheven. De gewone man had ondanks de grote overvloed armoede, omdat hij geen geld had om iets te kunnen kopen.
(originele tekst gehandhaafd)

 

Erg verhelderend over een mogelijke reden voor de verdrinking van eerdergenoemde heren is deze uiteenzetting helaas zeker niet.

Het CBS (http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/7934A2DE-B87C-4CDF-8BC7-D34F02225620/0/200jaarstattijdreeksen.pdf) publiceert in 2001 een 129 bladzijden tellend artikel met als titel “Tweehonderd jaar statistiek in tijdreeksen 1800-1999”. Daarin wordt ook aandacht besteed aan het klimaat.

De gemiddelde zomertemperaturen.

In 1820-1821: bijna 16 graden.

 

 

De gemiddelde wintertemperaturen.

In 1820-1821: anderhalve graad, boven nul.

   

Ook de statistieken die vermeld worden voor de hoeveelheden neerslag die in 1820 en 1821 vielen, leveren geen enkele bijdrage aan de oplossing van de vraag waarom beide jongelingen in het Waalwater omkwamen.

Op www.forum.fok.nl wordt uitgebreid ingegaan op natuurrampen. In de wereld, maar ook in Nederland en daar zien we het volgende:

Nederland (watersnoden …)

Vanuit zee
In Nederland hebben sinds de Middeleeuwen vele watersnoodrampen vanuit zee plaatsgevonden:

·  Stormvloed van 838 ·  Stormvloed van 1014 ·  Stormvloed van 1134 ·  Stormvloed van 1163 ·  Allerheiligenvloed (1170) ·  Stormvloed van 1196 ·  Watersnoodramp van 1212 ·  Stormvloed van 1214 ·  Stormvloed van 1219 ·  Stormvloed van 1248·  Stormvloed van 1277 ·  Watersnoodramp van 1280 ·  Stormvloed van 1282 ·  Sint-Luciavloed (1287) ·  Sint-Aagthenvloed (1288) ·  Stormvloed van 1322 ·  Stormvloed van 1375 ·  Watersnoodramp van 1377 ·  Sint-Elisabethsvloed (1404) ·  Sint-Elisabethsvloed (1421) ·  Sint-Felixvloed (1530) ·  Stormvloed van 1532 ·  Stormvloed van 1552 ·  Allerheiligenvloed (1570) ·  Watersnoodramp van 1675 ·  Watersnoodramp van 1686 ·  Watersnoodramp van 1703 ·  Kerstvloed (1717)

·  Watersnoodramp van 1820 ·  Watersnoodramp van 1825 ·  Watersnoodramp van 1916 ·  Watersnoodramp van 1953 ·  Watersnoodramp van 1995

 
 Nog specifieker. (Watersnoden …)
 

·  Vanuit de grote rivieren
Langs de grote rivieren braken ook dijken door. Tussen 1750 en 1800 alleen al 152 keer. Na de oprichting van het 'Bureau voor den waterstaat' (het huidige Rijkswaterstaat) in 1798 nam die frequentie snel af. Sinds het einde van de achttiende eeuw hadden de grote rivieren acht keer te maken met hoge waterstanden. Zes keer leidde dat tot grote dijkdoorbraken en overstromingen. Dijkdoorbraken in het rivierengebied na 1780:

·  1781 Wamel en Dreumel ·  1784 Ooijpolder ·  1799 Waal (rivier) ·  1805 Weurt ·  1861 Bommelerwaard ·  1926 Maasdijk.

 

De watersnoodramp van 1820:

Of de Waal tussen Tiel en Dreumel daar sensationele gevolgen van heeft ondervonden? Mogelijk wel, maar deze ramp voltrok zich (www.bhic.nl) in januari 1820, elf maanden eerder dan de dag waarop Adrianus en Jan verdronken, en had voornamelijk gevolgen voor de bewoners (geen slachtoffers) en dieren (“…en het aantal van verdronken vee zoude niet minder dan 69 stuks runderen, 58 schapen en 3 paarden hebben bedragen”) in en rond Grave en Escharen (zie onderste kaartje, het onderliggende kaartje is van rond de tijd van de 1820-watersnood).

 

 

Nee, ook deze watersnood was niet verantwoordelijk voor het noodlot dat Adrianus en Jan op 11 december 1820 overkwam.

Beiden waren ook geen grotendeels op het water vertoevende schippers waarvan (zie de doodakte waarmee dit artikel begint), trouwens ook niet meer beweerd kon worden dat het goede zwemmers waren.

Waren Jan en Adrianus pootjebadende Waalstrandfanaten? Nauwelijks voorspelbaar in december 1820, januari 1821. De winter begon al flink op stoom te komen.

Hun vaders waren ook geen parlevinkers (ondernemers die vanaf hun bootjes goederen, meestal levensmiddelen, verkochten), waar beide zoons ter vertier op die kwalijke (maan)dag mee meevoeren. Peter Soetekouw was bakker en van vader Gerrit van Koolwijk … weten we dat eigenlijk niet.

In de op www.tremele.nl vermelde stamboom van de familie Van Koolwijk komt slechts één vernoeming in aanmerking met personalia die lijken …nee, laat ik het anders schrijven, … die overeenkomsten vertonen met de namen van de ouders van Jan van Koolwijk: Gerrit van Koolwijk en Hendrica de Jong.

 

Gerardus Antonius van Koolwijk is geboren op 30-12-1760 in Dreumel, zoon van Joannes van de Coolwijk en Wilhelmina Teunisdr. Geritsen. Hij is gedoopt op 30-12-1760 in Dreumel. Gerardus is overleden op 22-01-1801 in Dreumel parochiekerkhof, 40 jaar oud. Gerardus trouwde, 22 jaar oud, op 16-06-1783 in Dreumel met Henrica de Jongh, 26 jaar oud. Het kerkelijk huwelijk vond plaats op 17-06-1783 in Dreumel. Henrica is geboren op 19-02-1757 in Dreumel, dochter van Cornelius Cornelisse de Jongh en Joanna Jacobi van Thoor. Zij is gedoopt op 19-02-1757 in Dreumel. Henrica is overleden op 06-12-1828 om 06:00 in Dreumel, 71 jaar oud.

 

Intermezzo: Voordat elk Ouwe koeien-artikel wordt geopenbaard op de Tremele-site, heeft het diverse controles ondergaan, zowel grammaticaal als ook inhoudelijk. Getracht wordt elk artikel zo dichtbij foutloos als maar mogelijk op de site te krijgen. Vaak zit tussen het bij Tremele aanbieden van het artikel en de uiteindelijke publicatie op de site, enkele weken, waarin diverse personen, na de auteur, zich, gewapend met een vergrootglas, over het artikel buigen.

Het is ten slotte Tremeles webmaster die al het geschrevene en gecontroleerde op de site zelf plaatst. En die webmaster is Jos van Koolwijk. Inderdaad, een heel verre nazaat van de familie Van Koolwijk, die aanleiding gaf voor dit artikel.

Voor privédoeleinden verscheen van zijn hand een Van Koolwijk stamboom, waarin de volgende gegevens een prachtige aanvulling vormen op dit artikel.

Allereerst meer informatie over de ouders van onze drenkeling:

 

 

En vervolgens over de kinderen die ze samen gekregen hebben.

 

 

(Opmerking redactie: De overlijdensdatum bij nummer 5 moet zijn: 11 december 1820)

 

Zes kinderen, waarvan de vijfde Johannes Antonius (Jan)  is. En zoals we weten, verdronk hij inderdaad in de Waal. Niet op 4 januari 1863, maar op 11 december 1820 al.

Met een vader als visser, is het dan voorstelbaar dat ook Johannes zich door deze activiteit voelde aangetrokken, er zich mogelijk al in bekwaamd had, en samen met vriend Adrianus Soetekouw besloot om op een kwade dag, te weten die 11e december 1820, te gaan vissen in de Waal, berucht immers om haar verraderlijke stromingen?

Heel ver hoefden beide jongelingen niet te gaan.

 

 

Jos van Koolwijk leverde ook boven- en onderstaande plattegrondjes aan, waarop aangegeven wordt waar de bakkerij van Peter Soetekouw was gevestigd. Daar waar nu P.G. Kusters gevestigd is. Twintig meter lopen en Peter Soetekouw stond al met zijn voeten of laarzen in de uiterwaarden.

Johannes Antonius van Koolwijk moest iets langer lopen, want hij woonde aan het eind van de Oude Maasdijk, dichtbij wat nu de Van Heemstraweg is.

 

 
“Ga je morgen mee vissen?”, zou Peter aan Jan op 10 december 1820 hebben kunnen vragen, toen deze brood kwam halen bij de bakkerij. En enthousiast leefden ze beiden naar de dag van morgen toe.

De laatste, van hun nog maar amper geleefde levens.

Eigenlijk schikt slechts de mens.

God beschikt.

Althans zo luidt het gezegde.

Maar de Waal en de Rijn ook.

 
 

*) 1 Gelderse of Nijmeegse duim      = 2,7 cm

**) 1 voet                                            = 30,48 cm