Die zijn haar conserveert, wordt niet spoedig grijs

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

26


Hoe je van een uitdrukkelijk niet onderhoudende overlijdensakte zomaar terecht kunt komen bij wèl en veel onderhoudender advertenties in couranten van een hele dikke 150 jaar geleden, is nooit voorspelbaar, altijd onverwachts en zelfs onnavolgbaar en verbazingwekkend als je het aan den lijve mee mag maken.

 

Het begint zo:

 

Onderaan elke akte behoort de burgervader te ondertekenen, waaraan ook telkens zeer plichtsgetrouw voldaan wordt. Zoals op een overlijdensakte, akte No. 21 van 22 juni 1840. Opgetekend wordt het overlijden van Gerrit Vink, 71 jaar oud, zonder beroep, weduwnaar van Elisabeth van Deursen en zoon van Peter Vink en Antonia Hol. Gerrit blaast zijn allerlaatste ademtocht in Dreumel uit op 21 juni 1840, des namiddags om vier uur.

 

En onder de akte tekenen niet alleen Quirijn Vink, landbouwer, Gerrits en Elisabeths zoon van 35 jaar en Johannes Theodorus Hombergen, bakker, 26 jaar, bekende van de overledene, maar ook burgemeester Franciscus Johannes Auwers.

 

Niets ongewoons, want Auwers’ handtekening is al vele honderden keren voorbij gekomen. Tremele.nl leert ons immers dat deze gemeentelijke hoogwaardigheidsbekleder Dreumel heeft gediend vanaf 1 november 1816 tot 2 september 1840.

En daar ontstaan ineens de vraagtekens, want F.J. Auwers ondertekent weliswaar ook nog akte No. 22, het overlijden van Susanna Adriana van Hemert op 17 juli 1840, op de identieke manier waarop hij akte No. 21 ondertekende, maar op akte No. 23 is dat ineens anders.

Akte No. 23 is de overlijdensakte van Johannes van Leeuwen, zonder beroep, weduwnaar van Hendrina (van) Sas, die overlijdt op de leeftijd van 73 jaar, op 25 augustus 1840. Niet Auwers zelf ondertekent, maar, naast de twee getuigen Gerrit Peters (landbouwer) en Jacobus Baars (loodgieter) …
 

ad interim. Bij deszelfs afwezigheid, de benoemd plaatsvervanger” …

 

… de heer J.C. Smulders. Welke J.C. Smulders dit is, is vooralsnog niet te achterhalen, maar is ook amper van relevant belang om aan deze Ouwe koe onverstoord voort te kunnen schrijven.

Je zou je nog, gedurende korte tijd van niet naar wel beter weten in, voor kunnen stellen dat Franciscus Johannes Auwers uiteraard ook wel eens, zelfs langdurig, ziek kon worden en voor die voorkomende gevallen dan een plaatsvervanger had benoemd, opdat zijn eerbiedwaardige taken door die vervanger zouden kunnen worden overgenomen gedurende zijn absentie.

Echter ook akte 24 (8 september 1840) en 25 (5 oktober 1840) en akte 26 (15 november 1840) en … tot en met akte 31 (26 december 1840) worden alle gegenereerde overlijdensakten getekend door ad interim J.C. Smulders.

 

Ons aller … (bron: tremele.nl) … Gerardus van Welie, eminent opvolger van Franciscus Johannes Auwers, zou zijn werkzaamheden weliswaar begonnen zijn op 21 november 1840, maar zijn eerste officiële handtekening kunnen we toch niet eerder ontwaren dan op akte No. 1, van 1 januari 1841, de overlijdensakte van Anna Maria de Kleijn, die weliswaar is overleden, maar toch een indrukwekkend aantal jaren heeft mogen leven, te weten “tachentig” jaren.

Dus … Franciscus Johannes Auwers heeft zich, althans ambtelijk, nergens meer mee bemoeid vanaf, zeg, eind juli 1840. Als gemeld ondertekent hij zijn laatste overlijdensakte op 17 juli 1840, zijn laatste geboorteakte op 24 juli 1840 en zijn laatste huwelijksakte op 15 juni 1840 (de eerstvolgende wordt op 6 augustus 1840 ondertekend door J.C. Smulders).

Intrigerend is de vermelding op tremele.nl dat “De Gouverneur van Gelderland heeft de Koning voorgedragen om F.J. Auwers, burgemeester van Dreumel, wegens ongeschiktheid te ontslaan.
Met die voordracht werd ingestemd
.”

De destijds dienstdoend Gouverneur is W.H.A.C. (Willem Hendrik Alexander Carel) van Heeckeren van Kell. Het “hoof-dbestuur” van de provincie Gelderland bestaat destijds uit (bron: Streekarchief Bommelerwaard):

 

   
 (Bron: www.parlement.com) Hij is gouverneur van Gelderland van 22 juni 1825 tot 1 april 1846.

Mogelijk dat niet eenieder kan begrijpen hoe euforisch de gevoelens kunnen zijn als je uiteindelijk een, of dè, oplossing kunt vinden voor iets dat al vele, véle decennia lang een raadsel is geweest en gebleven.

Dus … op zoek naar de reden en oorzaak waarom Franciscus Johannes Auwers, althans volgens Van Heeckeren, ontslagen moest worden. Die met het voorstel om Auwers te doen ontslaan trouwens wel heel lang heeft gewacht, als je al vanaf 1825 met de man hebt samengewerkt en dan pas vijftien jaar later vindt dat er redenen zijn om hem voor ontslag voor te dragen bij de koning.

 

Maar … er is echter een zeer goede aanleiding om aan te nemen dat F.J. Auwers helemaal niet als gevolg van Van Heeckerens advies, wegens ongeschiktheid wordt ontslagen, maar zelfs eervol ontslag krijgt verleend door de koning. Met dank aan Jan Reuser wordt in de Arnhemse Courant van 17 juli 1840 en in het Algemeen Handelsblad van 20 juli 1840 de volgende verheugende melding gevonden:

 
We moeten dan maar met de mantel der liefde op de koop nemen dat een redactionele dwaling er waarschijnlijk de oorzaak van is dat F.J. AUwers deze keer als F.J. STuwers wordt geschreven.
 

Deze dwaling valt dan echter nog in het volkomen niet bij wat er al voor problemen werden veroorzaakt door secretariële dwalingen door gemeentelijke aktebeschrijvers. We mogen dan ook gevoeglijk aannemen dat F.J. Auwers zeker niet met stille en beschaamde trom is vertrokken, maar met opgeheven hoofd.

 

Pas in 1857 wordt F.J. Auwers weer in een dagblad, de Bredasche Courant, genoemd, maar dan toch in een aanzienlijk andere, en geheel onverwachte context.

 

Op 5 december 1857, vijftien jaar na het overlijden van F.J. Auwers en zeven jaar na het overlijden van zijn vrouw Sophia Maria Anna Krengel, hier vernoemd als Kreugel, worden allen die recht menen te hebben op betalingen, dan wel goederen - en onbeheerde nalatenschappen - van ons overleden echtpaar, door notaris H.M.F. van Weel opgeroepen zich ten spoedigste te melden. Afgezien van het gegeven dat er een noemenswaardige discrepantie zit tussen eerst vijftien en zeven jaren wachten en dan ijlings aandringen op een ten spoedigste melding, is het verder zeer uitzonderlijk dat F.J. Auwers blijkbaar nog hele andere talenten bezit dan slechts die, die een burgemeester toegedacht mogen worden. Als ”in leven Apotheker” wordt hij in deze advertentie geduid.

 

Om het even dat Auwers nog slechts twee jaar heeft mogen leven na zijn vertrek uit het Dreumelse, als ook om het even op welke wijze hij die twee jaar zijn geld meende te moeten verdienen, al zijn bezittingen blijken de verantwoording te zijn geworden van een curator, een persoon die benoemd wordt door een rechter. Een volgend artikel in de Bredasche Courant van 5 februari 1858, verhaalt het volgende:

 

 

 

Deurwaarder Hermanus Sluijters sommeert wederom alle personen, die veronderstellen recht te hebben op “onbeheerde nalatenschappen” van Auwers, zich te willen melden.

 

Soortgelijke artikelen worden een aantal keren herhaald in de twee genoemde couranten, de Bredasche en de Nieuwe Rotterdamsche Courant.

 

Hoe deze affaire tenslotte wordt afgerond en óf die kon worden afgerond, is niet bekend. In geen enkele courant kon vervolgens een afsluitend verslag gevonden worden.

 

   

Maar wat je wel in al die couranten vindt zijn intrigerende advertenties van zeer uiteenlopende aard.

 

Ook toen al schroomden ijverige ondernemers er zeker niet voor terug de totaal onwetende burger te proberen te paaien om een aankoop te doen van producten, waarbij de uitzonderlijkste eigenschappen, sublieme kenmerken en de zeer geringe kosten van het eigen product die van een niet eigen product altijd en telkens verre overtroffen.

 

   

Ook rivaliserende en persoonlijke onenigheden worden publiekelijk gepubliceerd en uitgevochten.

 

   

Voor bijna alle in een medische encyclopedie voorkomende ziekten en “eene menigte andere onpasselijkheden”  wordt het volgende opzienbarende product aangeboden:

 

Niet mooi, maar lelijk pech, als je een nieuwe werkplek zoekt en je bent per ongeluk een katholiek jager. Blijven zoeken dan toch maar.

   

Je jeugdige leven wordt met minstens tien jaren gerekt.

 

Maar mocht je ondanks Oud-Cartagena’s berg-planten-oliën alsnog grijs haar behouden, dan is er altijd nog … “De Nieuwe London”.

 

Niet alleen grijze haren kunnen afdoende en tot onwaarschijnlijk hoge leeftijd aanhoudend bestreden en zelfs voor langere tijd voorkomen worden, maar ook krampachtige verzwakkingen van het zenuwgestel en spijsverteringsorganen, en ook flauwtes, beroerten en een ongeregelde bloedsomloop kunnen allemaal met Carmes’ Water vermeden dan wel tegengegaan worden.

 

En had de hogerop aangeprezen Akker’s Abdijsiroop (voor op de borst) kunnen imponeren noch overtuigen, dan is er altijd nog de Oostersche anti-rheumatische kruiden-olie. Gegarandeerd ter genezing van rheumatische ziekten, verstijvingen in de pezen en andere aandoeningen.

 

Last van wormen? Geen getreuzel, neemt Brabänder’s Chocolade-Koekjes tot u. 

 

De zeer vroege voorloper(s) van Dove … Leder’s Balsamische Aardnootolie-Zeep.

 

Of … Violet-powder … zoal niet welriekend genoeg voor op de huid, dan ook bijzonder geschikt voor de luiermand.

 

Dit is het laatste dat over deze persoon op schrift wordt vernomen. Wellicht dat hij alsnog baat heeft genoten na tweemaal daags inwrijvingen met de Oostersche anti-rheumatische kruiden- olie. Immers aangeprijsd als ook geschikt voor “andere aandoeningen”.

Als tegenprestatie biedt deze ontriefde en onder zware druk staande huisvader, zo arm als een kerkrat, aan zijn weldoeners, lees “gaven der liefde”-(geld)gevers, per brief of in persoon daarvoor te bedanken.

Toch wel het allerminste wat je kunt doen.

 

 

Uiterst naïef natuurlijk om te veronderstellen dat alleen ik, samen met wat maten van heel vroeger, aanvankelijk het woord odol ervan verdacht een zelfbedachte afkorting te zijn van destijds nogal vage onwillekeurige gebeurtenissen, die zich vooral in de ochtenden voordeden, opvallend genoeg zelfs nog voor het opstaan.


Maar het was, is en blijft natuurlijk het onbesproken mondreinigingsmiddel, waarvoor zowel in 1857 al wordt geadverteerd, als ook en nog steeds in 2013. Zelfde stijl flesjes zelfs.

 

Nu kost het alleen meer en te voldoen in euro’s.

Je hoeft alleen maar je mond en tanden ermee te reinigen om je kiezen te vrijwaren van hol worden.

En je tanden dan?

 

Hedendaags internet biedt geen herkenbare overeenkomsten meer tussen de Balmoral Zeep uit 1858 en soortgelijke producten anno 2013.

Wellicht was Balmoral Zeep toch op de lange duur wat twijfelachtiger qua bevredigende uitkomsten, dan in deze advertentie met veel verve voor het openbare voetlicht wordt geworpen.

Of kan het zijn dat de Balmoral Zeep toch het onderspit delfde ten faveure van Cocos-zeep.

Grandioos die geadverteerde teksten!!!

 

 

 

 

Heb je je eenmaal, middels alle bovenstaande middelen, volledig ontdaan van alles wat er maar fout dreigt en kan gaan met het menselijk lichaam en heb je vervolgens de buitenkant van dat lichaam ontdaan van alle scherpte en het zacht en blank gemaakt, dan wordt het de hoogste tijd voor ontspanning.

 


Henryk Wieniawski (Lublin, 10 juli 1835 - Moskou, 31 maart 1880) was een Pools componist en violist.

Wieniawski was van Pools-Joodse afkomst. Zijn vader Tobiasz Pietruszka bekeerde zich tot het katholicisme. Wieniawski's talent voor het bespelen van de viool werd vroeg ontdekt en in 1843 ging hij reeds naar het Conservatorium in Parijs. Nadat hij geslaagd was, ging Wieniawski op tournee waarbij hij veel recitals gaf. Hij werd vaak begeleid door zijn broer Józef, die piano speelde. In 1847 publiceerde Wieniawski zijn eerste werk, de Grand Caprice Fantastique.

Op uitnodiging van Anton Rubinstein verhuisde Wieniawski naar Sint-Petersburg waar hij woonde van 1860 tot 1872. Hier onderwees hij vele vioolstudenten, leidde hij het orkest en speelde mee in het strijkkwartet van het 'Russisch Muzikaal Genootschap'. Van 1872 tot 1874 toerde Wieniawski door de Verenigde Staten met Rubinstein. In 1875 verving hij Henri Vieuxtemps als docent viool aan het conservatorium van Brussel.

In Brussel ging Wieniawski's gezondheid sterk achteruit, waardoor hij vaak genoodzaakt was om midden in een concert te stoppen met spelen. Hij gaf een afscheidsconcert in Odessa in april 1879. Een jaar later overleed hij aan een hartaanval in Moskou. Zijn lichaam werd bijgezet op de Powązki begraafplaats te Warschau.

   

Of je verkiest een ander genre:

 

Geniet onderstaand van slechts enkele van de honderden pracht-advertenties, waar je toch een speciaal talent voor moet bezitten om dergelijke sprankelende juweeltjes Nederlandse proza te kunnen produceren.

 

 

 

 

 

 

 
 

 

Uiteraard een vreemde en mogelijk zeer onverwachte overgang van de uiteindelijk toch opgehelderde perikelen die een gelouterd Dreumels burgemeester overkomen naar de anekdotische “advertentieën”.

Maar is een Dreumels burgemeester, die onmiddellijk na zijn aftreden apotheker wordt, dan minder vreemd?

Wie weet hoeveel van bovenstaande middelen Franciscus Johannes Auwers als apotheker heeft aangeprezen en verhandeld?

Niemand immers.