Een familie van Sonsbeek

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

40


 

De aanvankelijke bedoeling van het publiceren van ‘Ouwe koeien’ was ooit om op zo mogelijk enthousiasmerende en luimige wijze zaken aan de orde te stellen, die opvielen in de rijke en langdurige, door ups en downs gespikkelde geschiedenis van ons dorp Dreumel. Best wel naďef. Tot op zekere hoogte is dat ondanks toch in de meeste inmiddels gepubliceerde afleveringen wel gelukt. Al was dat niet altijd even eenvoudig. Onderhavig geweest zijnde onderwerpen leenden zich niet altijd en soms helemaal niet zo gemakkelijk of voor de hand liggend voor vrolijk of grollig getinte teksten. Het zou dan te zeer afdoen aan de uitdrukkelijke, sfeerbepalende omstandigheden waarin verhalen en gebeurtenissen zich afspeelden.

Die opzet, luchtige en anekdotische verhalen over wat in verlopen eeuwen is gepasseerd en wat ons voor altijd kan, of zou moeten blijven, boeien, blijft nog steeds zichtbaar aan de horizon. Maar van A naar B gaan, is soms slechts mogelijk als je je onderweg toch nog steeds laat verleiden om dat via C te doen. Ongenaakbaar en onverbiddelijk wordt je aandacht getrokken en opgeëist door gebeurtenissen die zo opzien baren, dat je kortstondig niet anders wilt, of kunt beslissen dan om die horizon maar even te laten voor waar die is en nog wel een poosje zal blijven.

Tremele laat ons weten, middels een document geschreven door Henk van Sonsbeek, dat deze familie al sinds 1735 in Dreumel vertoeft. Niemand behoeft zich er dan ook over te verwonderen dat ook Nicolaas van Sonsbeek op 17 november 1815 in Dreumel wordt geboren, zoon van Aaldert van Sonsbeek en Maria van Weerdenburg.

 

Stel je voor, het begin van de 19e eeuw.  De Fransen zijn nog maar amper het land uit, Nederland is nog maar net Nederland, de Burgerlijke Stand bestaat nog maar pas een viertal jaren …

Hoe is het in Dreumel en omgeving dan?

Bron : www.jenneken.nl

 

“Karakteristiek beeld van het Nederlandse platteland aan het begin van de 20e eeuw:geďsoleerd, verstoken van vrijwel alle moderne voorzieningen en voor het merendeel nog dun bevolkt”.

 

Is het in Dreumel net zo erg, of minder of erger erg?

Het zou veel te ver gaan om daar lange uiteenzettingen over te berde te brengen en dus … verder met de Van Sonsbeek-familie. Laten we maar in relatieve onwetendheid aannemen dat het  Aaldert van Sonsbeek en Maria van Weerdenburg onder de gegeven omstandigheden lukt Nicolaas (en hun acht andere kinderen) een redelijke opvoeding te geven en hem en hen klaar te stomen voor het grotere werk en de rest van zijn en hun leven(s).

 

Johannes van Hussen (bakenmeester), Cornelis de Bruin (schipper), Johannes Hoks (timmerman(s?)) en Nicolaas van Hussen (bakenmeester) zijn kennissen der bruidegom en bruid en tegelijkertijd getuigen. En zodoende aanwezig bij het huwelijk van Nicolaas van Sonsbeek met Geertruida den Holder. Nicolaas is dan, volgens de akte,  27 jaar jong en Geertruida 26.

 

Geertruida, dochter van Crijn den Holder en Antonetta Post, wordt op 1 mei 1817 te Alphen geboren.

 

Hun eerste kind wordt geboren op 6 april 1844, acht maanden na hun huwelijk. Ze noemen hem Peter.

 

 

Hun tweede kind, het is een meisje deze keer, wordt geboren op 7 april 1847, bijna op de kop af drie jaar na de geboorte van Peter. Ze noemen haar Maria.

 

 

Helaas is Maria geen lang leven beschoren. Zij overlijdt al op 20 april 1847.

 

 

 

Aaldert, hun tweede zoon en derde kind, wordt geboren op 23 februari 1849.

 

 

Hun vierde kind en tweede dochter, ze wordt – in de trend der tijd ‒ weer Maria genoemd, wordt geboren op 20 september 1850.

 

 

Op 15 februari 1853 wordt Quirijn geboren.

 

 

Gerardus wordt te Dreumel geboren, op 4 oktober 1855.

 

 

Antonia wordt geboren op 23 maart 1858.

 

 

We naderen met rasse schreden het jaar 1860. Het jaar waarin …

 

… Abraham Lincoln wordt gekozen tot 16e president van de Verenigde Staten van Amerika.

…de meest prestigieuze leerstoel van Nederland, die van de Vaderlandse Geschiedenis, wordt ingesteld aan de universiteit van Leiden. De eerste hoogleraar is Robert Fruin.

Nederland verkrijgt in 1860 een hele munt, die een halve gulden heet.

 

 
 

 

Het valt sterk te betwijfelen of de familie Van Sonsbeek dit alles, of zelfs deels, heeft meegekregen, en of ze er zwaar van onder de indruk geraken. Vader Nicolaas is schipper, hetgeen voor enigerlei uitleg in aanmerking kan komen. Je bent schipper als je een schip bezit, maar ook als je er op vaart of helpt varen. Op de website van www.margret.nl wordt het zo omschreven: “Vroeger was men vooral op het vervoer over water aangewezen. Dit gold zowel voor personenvervoer als voor vrachtvervoer. De schipper en zijn knecht(-en) bestuurden het schip.’

Is dit ook een schipper en schipperes?

(Bron: www.hameleers.eu )

 

 

En deze dan?

 

Op welke manier vader Van Sonsbeek zijn beroep ook uit moet voeren, we kunnen zonder ver van de waarheid af te geraken, goedschiks veronderstellen dat het een arbeid is waarbij hij vele uren moet ploeteren voor een zeer mager loontje. De vaste lasten worden naar een nóg hoger niveau getild als op 28 november 1861 nog een dochter wordt geboren.  Zij krijgt de voornaam Hendrina.

 

 

Geertruida den Holder is niet alleen al acht keer zwanger geweest en nu moeder van zeven kinderen, maar ook nog dienstmeid.

 

Een kort citaat van http://www.historien.nl/huispersoneel-vroeger-en-nu/ :

 

De dienstboden maakten hele lange dagen  en moesten keihard werken voor een klein loon. Zij hadden niets te vertellen en moesten  onderdanig zijn, en precies doen wat hun werd opgedragen. Een grote mond of werkweigering werd bestraft met ontslag op staande voet en slechte referenties met als consequentie geen inkomen en ook geen werk bij een andere familie.

Hoewel overal keihard moest worden gewerkt, maakte het wel verschil of er ‘gediend’ werd bij een rijke boer op het platteland of bij een rijke gegoede burgerfamilie in het dorp of de grote stad.  Bij de boeren moesten de dienstmeisjes behalve schoonmaken, wassen, schrobben en koken ook koeien melken (met de hand) en tuinonderhoud. Bij de burgerfamilies werden alleen huishoudelijke werkzaamheden verricht, en moesten ook dikwijls de kinderen verzorgd worden. 

Meestal aten en sliepen de dienstmeisjes apart in de meidenkamer of in de stal, maar in sommige gezinnen aten de meisjes wel samen aan een tafel met de familie en werden ze ook goed behandeld. Of een dienstmeisje goed of slecht werd behandeld,  viel en stond met de mentaliteit van haar ‘mevrouw ‘ en de familie. Er waren goede en slechte werkgevers, en de ervaringen van het huispersoneel waren heel verschillend.  De dienstmeisjes moesten 6 dagen per week werken, en waren alleen zondags vrij, en de ‘vakantie’ was slechts een weekje. De dienstmeisjes werden per jaar ‘besteed’ en de contracten liepen van mei tot mei.
De letterlijke omschrijving van een dienstbode is iemand die in loondienst huishoudelijk werk verricht. Meestal was zij een jonge ongehuwde vrouw, die ook wel dienstmeisje werd genoemd.”

 

Hoe je als dienstmeid, die voor dag en dauw op haar arbeidsplek aanwezig dient te zijn en moet werken tot laat op de dag of avond, ook nog verantwoordelijk om kunt gaan met een schare kleine en opgroeiende kinderen, is een onopgelost raadsel. Wellicht helpen moeders, oma’s en/of vriendinnen die per ongeluk geen werk hebben Geertruida. Van vader Nicolaas zal ze niet veel medewerking hebben gekregen, anders dan het streven naar meer kinderen.

Maar de in 1861 geboren Hendrina is en blijft het laatste kind waar Nicolaas van Sonsbeek en Geertruida den Holder de ouders van zijn. (Vooropgesteld dat ze allemaal in Dreumel worden geboren).

Rest ons niet anders dan een sprongetje in de tijd te maken. Tien jaren slechts en onderwijl is de privéregistratie van overlijdensakten ook in 1871 gearriveerd. 1870 moest afgesloten worden met een totaal aantal overledenen van 61. Om verder niet verklaarde reden zijn de ambtenaren van de Dreumelse Burgerlijke Stand gestopt met het samenstellen van een alfabetisch gesorteerd register der overledenen, bevattend een verzamelde opsomming van de namen der overledenen. Deze verzamelde informatie wordt bij de Burgerlijke Stand en vervolgens op Internet ingescande akten vaak al voorafgaand aan een geregistreerd jaar getoond, zodat het eenvoudiger is om vast te kunnen stellen welke overleden personen en achternaamgenoten in een gegeven jaar voorkomen.

Maar goed … of niet, de Van Sonsbeek-familie dus. Het zou goed kunnen dat de kinderen van dit gezin niet zo vaak – of helemaal niet ‒ naar school gaan, maar eerder en al vanaf vroege leeftijd in het arbeidsproces worden ingeschakeld, om mede en letterlijk voor de broodnodige inkomsten te kunnen zorgen. In 1870 hadden de meeste Van Sonsbeek-kinderen (al lŕng) ‘werk’-bare leeftijden:

 

 

Geen uitgesproken pretje om al vanaf heel jong te moeten werken.

Op http://www.maandvandegeschiedenis.nl/44382/nl/kinderarbeid-2 wordt er onder andere het volgende over geschreven:

“In de 19e eeuw was er veel armoede, hierdoor gingen en moesten veel kinderen werken omdat er anders niet genoeg geld binnen kwam om van te kunnen eten. De arbeidsomstandigheden waren in de 19e eeuw erg slecht. Ze werkten 15 uur per dag en 6 dagen per week in de fabrieken. Het werk was heel ongezond en ook nog eens gevaarlijk, de lucht in de fabriek was warm en vochtig, dat moest ook zo zijn, want anders zouden de katoendraden knappen en dat mocht natuurlijk niet gebeuren. En doordat die arbeiders zo laat nog werkten en als ze dan terug naar huis liepen door de kou, terwijl ze net uit een warme en vochtige omgeving kwamen, liepen zij vaak een longontsteking op, want dan krijgt je lichaam een “klap”. En ook al was je ziek in die tijd, er was nog geen ziektewet zoals nu, dus je moest werken wilde je geld krijgen. Ze waren helemaal afhankelijk geworden van de fabriek, ze werkten daar bijna de hele dag en dat voor een laag loon, ze hadden maar 1 dag vrij , dus ze waren bijna niet thuis.  Het liefst hadden de fabrieksbazen jonge kinderen en vrouwen, die hoefden ze namelijk maar voor de helft te betalen, dus maakten ze veel meer winst. Daarbij hielp het ook als kinderen of vrouwen werkten, want zij hadden veel fijnere handen dan mannen en ze konden het werk ook veel sneller. Ook durfden de kinderen en de vrouwen niet zo snel iets terug te zeggen of tegen die baas in te gaan”.

 

 

Toch zijn de vreselijke mens- en kindonterende werkomstandigheden – aannemende dat de Van Sonsbeek-kinderen daar mee dagelijks te maken hebben ‒ niet de vermoedelijke reden van wat er nog allemaal voor nóg vreselijkers staat te gebeuren.

De registratie van de overlijdensakten van 1871 begint goed op stoom te geraken.  

Ongelukkigerwijs is Arnoldus van Oijen de eerste in dat jaar die komt te overlijden. Na slechts zes weken geleefd te hebben, overlijdt hij op de derde januari 1871:

 

 

In volgorde van overlijden volgen Helena Maria van Oijen (72 jaar oud), Roelanda van Deursen (ruim 10 maanden), Hendrik Kooijmans (60), Johannes Benedictus de Wild (2), Hendrina Neeltje Vink (18), Peter Kooijmans (te ’s Gravenhage(4)), Joannes Franciscus van den Boom (84), Jan Boumans (76), Maria Gerlag (2), Maria Kooijmans (77), Adriaan van den Boogaard (56),  Hendrik Luijpen (83), Fier Udo (85), Geertruida Merkx (20), Jan van Beers (58), Adrianus Stensen (48), Jan van den Berg (te Culemborg (24)), Piet van Zon (3), Johanna Kooijmans (45), Albertus Fredrikus Kooijmans (2 maanden), Gradus Schonenberg (86), Maria van Zon (2), Johanna van Kampen (64).

Dan de 25e akte van overlijden. Aaldert, 22 jaar jong, zoon van Nicolaas van Sonsbeek en Geertruida den Holder.

 

 

De 26e overlijdensakte behoort toe aan het levenloos geboren kind van Hendrikus van Rhijn en Johanna Liefkens. De volgende aan Hendrika Catharina Kleiberg (44) en de 28e aan Johanna Liefkens (38), die zeer waarschijnlijk overleden is aan de gevolgen van het baren van haar levenloos geboren kind, elf dagen eerder.

Dan de 29e overlijdensakte. Weer wordt de familie Van Sonsbeek een kind ontnomen. Zoon Gerardus van Sonsbeek, 15 jaar jong.

 

 

Wederom wordt een levenloos geboren kind geregistreerd op de 31e overlijdensakte, te weten van Theodoris van Lissum en Maria van Rhijn.

Maar het tart toch elk voorstellingsvermogen om op de 32e overlijdensakte wederom een kind Van Sonsbeek aan te moeten treffen. Peter van Sonsbeek deze keer, 27 jaar jong.

 

 

Wat gebeurt hier? Waar zijn we, maar liefst 142 jaren later, ineens weer getuigen van? Het kan echter nog erger.

De 33e overlijdensakte meldt ons dat nu ook nog Quirijn van Sonsbeek, 18 jaren jong, is overleden.

 

 

In de tijdspanne vanaf 30 mei tot en met 10 juli 1871 overlijden maar liefst vijf kinderen Van Sonsbeek en zijn alleen …

 

 

… Antonia en Hendrina nog in leven. Plus uiteraard hun ouders.

Maar Antonia en Hendrina zijn slechts zes jaar ouder als vader Nicolaas van Sonsbeek hen, en hun moeder en zijn vrouw, voorgoed verlaat. Hij overlijdt op 8 april 1877, slechts 61 jaar oud.

 

 

En moeder Geertruida den Holder mag nog 68 jaren oud worden, maar moet het estafettestokje dan toch voorgoed overhandigen op 12 juli 1885.

 

 

Van deze hele stamboomtak van Van Sonsbeek, die in de gloriedagen ooit bestond uit twee ouders en acht, eigenlijk zeven, nakomelingen, zijn nu nog slechts twee nazaten over. Antonia en Hendrina zijn 34 en 23 jaren jong als hun moeder overlijdt.

Antonia van Sonsbeek is dan inmiddels al wel, op 27 mei 1879, getrouwd met Johannes van de Wert. Geertruida den Holder mag, als oma, nog de geboorte en het opgroeien van drie van hun kinderen meemaken. Tot 1855.

Hendrina van Sonsbeek trouwt pas na het overlijden van haar moeder, op 9 februari 1887, met Hendrikus de Rijk.

Het alsmaar hangende dilemma is echter nog niet opgelost. Waaraan zijn toch al hun broers en zus zo snel na elkaar overleden?

Er is, als je zoekt wat er in 1871 is voorgevallen, heel veel gebeurd in dat jaar.

 
Jesse James (Amerika) overvalt weer eens een bank en maakt met zijn bende $ 15,000 buit.

Staatsman Otto von Bismarck (Duitsland) wordt prins.

 

Henry Morton Stanley ontmoet wereldreiziger en onderzoeker David Livingstone in Ujiji (Tanzania/Afrika) en spreekt de legendarische woorden:

”Dr. Livingstone, I presume?” (foto van Livingstone).

 

Op 10 juni van dat jaar wordt de laatste boom van het Beekbergerwoud geveld. Het laatste oerbos in Nederland.

 

Maar waarom wordt nergens op al deze websites melding gemaakt van wat in 1871 al wel af en toe, maar toch nog steeds tegenvallend weinig, de nationale kranten haalt:

In het Algemeen Handelsblad van 28 januari 1871:

 

 

In dezelfde krant van 5 april 1871:

 

 

 

Het Algemeen Handelsblad van 5 juni 1871:

 

 

Het Nieuws van den dag van 4 augustus 1871:

 

 

Tilburgsche courant van 27 augustus 1871:

 

 

De Tijd van 12 september 1871:

 

 

Bron: http://www.nidi.nl/shared/content/demos/2013/demos-29-06-ekamper.pdf

Cholera-epidemieën waren in de 19de eeuw verantwoordelijk voor vele dodelijke slachtoffers. De ziekte maakte bovendien geen onderscheid tussen arm en rijk. Normaal gesproken relatief minder kwetsbare groepen in die tijd, zoals wat oudere kinderen en jongere volwassenen, liepen juist een groter risico om aan cholera te overlijden.

In de 19de eeuw kende Nederland nog zeer hoge sterftecijfers. Met enige regelmaat waren er bovendien enorme uitschieters in de sterfte als gevolg van diverse epidemieën van besmettelijke ziekten zoals pokken, tyfus en cholera. In de loop van de 19de eeuw zijn er verscheidene forse pieken in de sterfte te zien als gevolg van bijvoorbeeld een pokkenepidemie in 1819 en diverse cholera-epidemieën, zoals in 1832, 1848/1849, 1853, 1855, 1866 en 1871. Pas vanaf het einde van de 19de eeuw begon het sterftecijfer sterk te dalen.

In datzelfde jaar, en al vanaf eerder dat voorafgaande decennium (1860-1870), heerst er ook een ernstige pokkenepidemie. De niet vaststelbare veronderstelling dat de kinderen Van Sonsbeek slachtoffers zijn geworden van een epidemische ziekte, lijkt door andere, ook niet vaststelbare, feiten niet tegengesproken te worden.

Wat een drama van catastrofale proporties.

 

Slot: bron : http://nl.wikipedia.org/wiki/Cholera

Cholera is een infectieziekte veroorzaakt door de bacterie Vibrio cholerae. Het belangrijkste kenmerk van de ziekte is ernstige diarree en uitdroging. De incubatietijd van de bacterie kan variëren van zes uur tot twee dagen. In 1866 maakte een epidemie in Nederland 21.000 slachtoffers. In de stad Amsterdam waren, ondanks de 10 jaar eerder begonnen distributie van duinwater, 1151 doden te betreuren.