De Navorscher, héle ouwe koeien

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

41


 

 

Geheel nietsvermoedend kwam enige tijd geleden aan de orde om de achtergrond te gaan onderzoeken van een gevonden lijkje van een pasgeboren meisje te Dreumel, op het land genoemd de Voren. De Ouwe koe (No. 38) van juni 2014 zag naar aanleiding hiervan uiteindelijk het publieke daglicht.

Eén van de documenten die een zoekopdracht (voor de Voren) op het wereldwijde web opleverde, bleek  De Navorscher te zijn. Waarin nogal wat ver in de geschiedenis teruggrijpende informatie wordt verwoord over dat stukje land, nabij Heerewaarden en Dreumel. Nabijer Heerewaarden dan Dreumel overigens.

Het eerste exemplaar van De Navorscher wordt in 1851 geproduceerd. Uiteraard was de kunst van het boekdrukken al bekend, want al in de 15e eeuw werd daar gebruik van gemaakt. Toen werd elke bladzijde van een document of boek eerst uitgesneden in hout en daarna gedrukt en had je zowat een compleet bos nodig mocht je de euvele moed hebben een omvangrijk boekwerk te willen publiceren.

 

 
 

Zelfs het afdrukken van afbeeldingen was al mogelijk en dat treffen we dus ook aan in het eerste exemplaar van De Navorscher in het jaar 1851. Maar liefst 408 bladzijden lang.

Een mooie afbeelding van het Runische alfabet. Een gemiddelde Nederlandse letterzetter zal zeker een flinke bak gevuld met een zeer gevarieerd assortiment letters en tekens bezeten en gebruikt hebben. Maar het is zeer twijfelachtig of daar toen ook Runische letters tussen hebben gezeten en al helemaal (niet) die tekens die amper op letters lijken.

Om deze afbeelding te kunnen produceren zullen daarom eerst houten of metalen mallen gemaakt hebben moeten worden, waarna daarin lood werd gegoten. En moest de letterbak van de letterzetter weer flink uitgebreid worden met wat extra vakjes voor deze nieuwe toegevoegde letters, tekens en symbolen.

 
 

 

Na de eerste keer, dat er bij toeval gegevens over Dreumel en Heerewaarden en De Voren werd gevonden, in de Navorscher van 1881, werden vervolgens een aanzienlijk aantal uitgaven van dit elk jaar weer zeer omvangrijke tijdschrift (per jaarlijkse aflevering toch vaak om en de zeer nabij 35 Mb) naar beneden geladen en werden er telkens allerlei zoektermen op losgelaten, gerelateerd aan Dreumel en de niet al te verre omgeving. Maar dan kom je uiteraard ook de meest uiteenlopende andere razend interessante informatie tegen. Het heeft dan vaak niemendal met Dreumel te maken, maar het frappeert uitermate om vast te kunnen stellen dat velen zich toen toch gedreven voelden om zich ook nog ergens anders mee bezig te houden, dan waar een gemiddelde Nederlander en Dreumelnaar zijn of haar schamele centen mee verdiende. Hetgeen in het geheel geen afbreuk doet aan de normen, waarden, gemotiveerdheid, deugdzaamheid en oprechtheid waarmee een Nederlander en Dreumelnaar zich kweet van zijn of haar dagelijkse beslommeringen en verantwoordelijkheden. Maar het verschaft een andere en alternatieve perceptie over hoe ‘Nederland’, mogelijk zelfs wel de hele wereld, leefde in dat evolutionaire tijdgewricht.

Wie, vraag je je in alle oprechtheid af, was medio de 19e eeuw geïnteresseerd in het volgende, hetgeen beschreven wordt in De Navorscher van 1852:

 

De redactie van De Navorscher ziet zich overigens wel genoodzaakt deze melding in de tekst op te nemen:

 

 

Maar plaatst vervolgens aansluitend alsnog deze tekst mèt wederom een prachtige afbeelding:

 

 

Wellicht interessant voor de destijdse, en mogelijk ook nog wel de hedentendaagse, Nils Kerkhovens.

In datzelfde tijdschrift van 1852 prijkt nog een volgende reactie van een lezer. Daar werd De Navorscher ook voor in het leven geroepen: lezers communiceren met elkaar via dit, eens per jaar uitkomende tijdschrift en stellen elkaar vragen en proberen die op hun beurten weer te beantwoorden, in dit geval weer met een prachtige afbeelding.

Welk percentage van de Nederlandse bevolking toen overigens kon lezen, laat staan schrijven, en al helemaal wie interesse had in al die beschreven onderwerpen, zal zeer waarschijnlijk het vermoeden bevestigen dat slechts, in verhouding tot de totale gemeenschap, een uiterst select aantal personen verantwoordelijk was en bleef voor de inhoud van De Navorscher.

 

 

 

Zoektermen zoals Dreumel, Welie, Hengst, Wamel en Heerewaarden leveren niets op. Ook niet in 1853, maar wel weer een paar berichten die eenieder altijd al heeft willen weten:

 

 

 
 

Het beest lijkt overigens verbazingwekkend veel op een neushoorn. Maar dat is tenslotte slechts een lekenwaarneming vanzelfsprekend.

 

Het meest verbluffende was, is en blijft dat er zo vreselijk veel kennis in dit tijdschrift gespuid wordt, waarvan je je in kolossale verbazing afvraagt hoe die kennis werd ingewonnen. Personen berichten bijvoorbeeld dat ze een steen met opschrift gezien hebben op een huis in woonplaats A, en die hebben vergeleken met die op andere huizen. Niet slechts in woonplaats A, maar ook in C, G, K, Q, S en Z. Ver weg van A!! Verplaatsten ze zich dan naar al die oorden per postkoets of schip? Was dat hobby of werk? Wie het weet, mag het zeggen. Of schrijven. In 1853 is er blijkbaar ook niets te melden over de al eerder omschreven zoektermen.

1854 dan. De Navorscher telt 542 bladzijden.

Dreumel … Wamel … (burgemeester) Welie … (burgemeester) Hengst … (burgemeester) Weijn … allemaal geen resultaten. Dan weer de afbeeldingen, hoe schaars ze ook zijn, hetgeen onlosmakelijk te maken heeft met de bereidingswijze.

Familiewapens waren erg in trek. Mogelijk niet bij de minder gegoeden, maar er waren families die er blijkbaar veel belang aan hechtten een familiewapen te bezitten en er daaruitvolgend alles over te weten wilden komen. Geen Van Leurs, geen Van Deursens, geen Van Koolwijks, geen Van der Giesens (althans in dit tijdschrift). Maar wel …

 

 

 

De Navorscher, 1855, 457 bladzijden maar liefst, geen zoekterm-resultaten, maar …

 

 

Nee, ook in 1856 geven Dreumel, Wamel, Rossum, Heerewaarden, Weijn, Hengst en Van Welie geen aanleiding om vernoemd te worden in De Navorscher. 1857 wel dan?

Er zijn wel zoekresultaten, maar niet de gewenste.

‘Hengst’ levert elke keer al verwijzingen op naar een uitgeverij in Amsterdam:

 
 

‘Welie’ levert geen enkele informatie op over de burgemeester, maar wel andere (nutteloze):

   

Waarin inderdaad ‘weli’ verscholen zit.

En …

   
 
 

Hopend op resultaat na de zoekterm ‘Andries’ ingevoerd te hebben, komen eerst alle en veel vermeldingen voorbij van St. Andrieskruisen (die hun naam danken aan de apostel Andreas, die aan een dergelijk kruis zou zijn gekruisigd) …

 

 
 

… maar dan toch nog iets van het echte St. Andries:

 

De Navorscher onthoudt zich vervolgens jarenlang van enige afbeelding en geeft ook nog steeds geen belezenswaardige resultaten voor de al eerder vernoemde zoektermen. Per ongeluk komt het woord ‘dreumel’ nog aan de orde in De Navorscher van 1866:

 

 
 

Veel meer ter zake doende wordt Dreumel (en Wamel) genoemd in het daaropvolgende jaar, 1867. De Navorscher telt maar liefst 400 bladzijden:

 

Van Coolwijk of Koolwijk, ook een vaak terugkerende zoekterm, komen we onverwachts tegen in De Navorscher van 1869. Het tijschrift van dit jaar telt 662 bladzijden.

 

De Navorscher van 1874 is aan de beurt, 846 bladzijden:

Geen Dreumel, noch Wamel, Rossum, Rossem, Heerewaarden, Koolwijk, Coolwijk, Weijn, Gefken of zelfs Van Eijseren. En dit tijdschrift begint onverklaarbaar en onvermoed met deze afbeelding, waarvoor geen verklaring wordt aangereikt:

 

 

Pas in 1875 komt Dreumel weer eens aan de beurt:

 

 

*) Andere vermeldingen in bovenstaand artikel zijn verwijderd).

 

 
In De Navorscher van 1876, tellend niet minder dan 660 pagina’s:
 

 

 

In 1878 wordt het volgende in De Navorscher (658 pagina’s) gemeld:

 

 

Zelfs in 1880 wordt in De Navorscher Dreumel aangehaald. Het is weliswaar geen wereld-, zelfs geen Nederlandschokkend nieuws, maar toch …:

 

 

Het relaas over Dreumel, Heerewaarden, Fort Nassau en St. Andries (uit De Navorscher van 1881) wordt uitvoerig uiteen gezet in de Ouwe koe van mei 2014. Kortheidhalve hier graag de verwijzing naar die lange en niet minder gedetailleerde en intrigerende uiteenzetting.

In het 892 bladzijden tellende tijdschrift uit 1883 wordt de vraag gesteld …

 

 
Alleen is het aanvankelijk niet helemaal duidelijk wat er nu duidelijk is. Echter in De Navorscher No. XXIII wordt uitgelegd dat …
 

 

… De ‘Spaansche Kamp’ te Dreumel heet dus zo omdat aldaar mogelijk overleden of gesneuvelde Spanjaarden werden begraven. Of hebben ze daar ooit aan kamp gehad? Wie zal het zeggen? Maar waar was of is De Spaansche Kamp te Dreumel eigenlijk?

Deze vraag kon, dankzij informatie uit het Tremele archief beantwoord worden.

 

 

De Navorscher van het jaar 1886 (798 pagina’s) begint met een afbeelding. Het is jàren geleden dat er een afbeelding in dit tijdschrift werd getoond. Maar als ze het dan doen, dan ook gelijk goed. Alhoewel het informatiever zou zijn geweest als de aanleiding van deze plaatsing ook verklaard zou worden, maar dat wordt geheel achterwege gelaten. Een van de eerste bidprentjes?

 

 

(O, mijn Jezus, wees barmhartig)

M.J.J. Berden heeft niet ouder mogen worden dan 27 jaar en overlijdt na 16 maanden huwelijk.
Hetgeen er mogelijk niets mee te maken zou kunnen hebben.

 

 

Kijkt nou! De Navorscher van 1887, 794 bladzijden, heeft iets interessants te melden over Dreumel:

 

 

*) Hogerop in dit artikel wordt deze Medembliksemse kruik afgebeeld).

Weer een vermelding, in De Navorscher van 1890 (800 bladzijden), kort maar krachtig:

 

Verderop in dezelfde jaaruitgave:

 

 

En … nóg een artikeltje zowaar:

 

Slechts één vermelding in De Navorscher van 1891. Maar ja, die heeft ook maar 658 pagina’s:

 

*) Rijswaard = jonge opslibbende uiterwaard die met wilgen beplant is)

(Verbazingwekkend, toch nog wel, hoe de auteur van dit artikeltje al deze kennis heeft vergaard).

Maar dat was nog lang niet alles wat indruk maakte in dit tijdschrift uit 1891:

 

Het vergt een zeer stevige periode photoshoptijd en –geduld, maar dan heb je ook wel wat. Bij deze afbeelding staat o.a. een Franse en ander-taalse tekst, die een-op-een als volgt luidt (alleen het Frans, helaas zonder vertaling vooralsnog):


En 1649, on le sait, les armoiries -telles que les décrit le document que nous venons d'analyser- furent augmentées par les deux tenants, et, deux ans après, les bannerolets de ceux-ci furent remplacés par des bannières. Les armoiries, ainsi augmentées et perfectionnées, ont été gravées par Luc Vorsterman, le jeune. Le lecteur peut voir, a la page précédente, un fac-simile de l'oeuvre de cet artiste.


De Navorscher van 1892 (690 pagina’s lang) levert jammer genoeg geen enkel resultaat op wat betreft alle inmiddels bekende zoekcriteria. Maar geen gebrek aan een prachtige afbeelding, die, voor zover de resterende volgende Navorschers al vluchtig werden bekeken, een eerste aanzet is tot langlopende uiteenzettingen over de familie van (der) Lynden, van (der) Linden.

Het gaat hier om het grafschrift of epitaaf van Dirick van Linden en Marie van Elderen.

 

 

 

En in datzelfde tijdschrift van 1892 wordt dan eindelijk de hartenwens van al het onderwijzend personeel ingewilligd. Daar is hij dan. Dè grondlegger van het basisonderwijs onthuld. Althans dat is de uitleg van de schrijver van dit bericht.

 

En, zo blijkt na wat naspeuringen op het schier al-wetende internet, die Didacta Opera Omnia heeft Johannes Amos Comenius samengesteld in de 17e eeuw, tussen 1627 en 1657.

Dat is zomaar 357 jaartjes geleden. Vrolijk is hij er niet van geworden, als je zijn gelaatsuitdrukking bestudeert. Die gelijkelijk werd overgenomen van het oorspronkelijke werk:

 

(Bron: http://www.rhinodidactics.de/Artikel/Comenius_Interview_2013-08-01.html)

 

 

Ene heer Bouman beschrijft het leven van deze J.A. Comenius. Een kort citaat:

De wereldgeschiedenis kent tijden en gebeurtenissen, die een keerpunt zijn in den voortgang der ontwikkeling van het menschelijk geslacht 't Zijn veelal tijden van nood en strijd, van maatschappelijke omkeering of vervorming. Te midden van rampspoedige gebeurtenissen breken denkbeelden zich baan, gewekt en gedragen door hervormers, ongemerkt en onverwacht opgetreden, wier werkzaamheid een verstrekkenden invloed uitoefent op verschillend gebied van het maatschappelijk leven.

Zulk een tijd beleefde de man, wiens streven en werken wij heden, met den dag zijner geboorte, herdenken. Hij had nauwelijks den jongelingsleeftijd voleindigd, toen de jammervolle dertigjarige oorlog uitbrak. Hij had reeds de middaghoogte des menschelijken levens overschreden, toen met den lang vertraagden vrede, het geteisterde Duitschland tot verademing kon komen. Terwijl hij, als prediker en als bestuurder van de school te Fulyiek, zich verheugde in de gelukkigste jaren zijns levens, bezield door de geestdrift van eene ernstige en hoogst belangrijke levensroeping, ontbrandde de strijd, die hem op de baan van vervolging en verwoesting medesleurde. Berooid en uit zijn vaderland verdreven, hield hij zijne levensroeping niet alleen in 't oog, maar werd, in weerwil van tegenspoed en ramp, tot zoo ernstige toewijding gedreven, dat aan einde van den strijd velen in hem den redder zagen, die het middel had gevonden, om de ontwikkeling op geestelijk gebied voor duurzaam verval te bewaren. (Voor het vervolg, zie De Navorscher van 1892, blz. 168).

1892 sluiten we af met een ode aan alle hondenliefhebbers die van der L(y)(i)nden heten.

 
 
 
 

 

Dreumel … Tremele … Hengst … Koolwijk … Coolwijk … Heerewaarden … Wamel … Eijseren … Ze leveren allemaal geen enkel resultaat op bij nazoeking in De Navorscher van 1893 en 1894. Noch 1895.

 

Genealogie was een belangrijk onderwerp in alle Navorscher tijdschriften. Het is niet zo makkelijk voorstelbaar dat mensen, in de tijd waarin ze leefden, zoveel aandacht, tijd en speurzin hadden en op wilden en konden brengen om al de gegevens die daarin vermeld worden uit te pluizen. Genealogie lijkt haast van alle tijden. Maar ja, Hesiodus stelde al goden-genealogieën samen en hij leefde in het midden van de 8e eeuw vóór Chr. In een van de zoveelste genealogische uiteenzettingen in de Navorscher van 1896 (844 bladzijden) wordt zijdelings even Dreumel genoemd. Het onderwerp is:

 

 

 

Alle Navorschers vanaf 1851 tot en met 1900 werden nagevorscht en alle teksten die o.a. met Dreumel te maken hadden, worden in deze Ouwe koe weergegeven. Niemand zal het tegendeel kunnen aantonen dat Dreumel van slechts zeer geringe waarde was in al deze duizenden bladzijden tellende tijdschriften.

Bedenkt overigens, zeer geachte mededorpsbewoners, die mogelijk als gevolg hiervan minderwaardigheidsbeelden zien opdoemen, dat slechts een zeer select gezelschap zich bekommerde met en om de inhoud van De Navorscher. De details over de bijdragers van al die berichten in dat magazine worden niet vermeld, maar behoren, het kan niet anders, tot dat relatief kleine groepje hele gegoeden, die het zich konden veroorloven, vanwege veel geld of veel tijd of beide, om uiterst uitvoerige bijdragen in te sturen.

Desondanks geeft De Navorscher wel te denken, en biedt het de mogelijkheid tot een andere inschatting en overweging over de tweede helft van de 19e eeuw. Daar waar de gedachte toch erg prominent was dat er slechts hard en veel te lang fysiek zeer intensief gewerkt moest worden voor een zeer geringe beloning onder veel vaker wel dan niet erbarmelijke omstandigheden. En dat als er al tijd over was, dat grotendeels besteed werd met het maken, verzorgen en opvoeden van heel veel en vaak te veel kinderen.

De Navorscher barst bijkans uit haar ingebonden bladzijden, bomvol met wetenschap, nieuwsgierigheid, uitdagingen, vragen en antwoorden en haar motto doet gelukkig nog steeds opgang:

 

 

Hoe lang het ook moge duren!

 


Het is steeds minder, eigenlijk helemaal niet meer, te geloven dat we alsmaar blijven denken en mogelijk geheel bezijden de realiteit blijven veronderstellen dat de wereld pas tot volwassenheid kwam sinds wij er zijn vanaf een niet al te groot aantal generaties geleden. Fout, zelfreflecterende redacteur en eventuele medeburgers. Kijk eens wat er in 1863 door de Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid op papier (in 718 bladzijden maar liefst) al vastgelegd werd. Een ‘Vervoerbaar Steigerwerk’:

 

 

Wellicht dat het nog van dienst had kunnen zijn, zou het nog bestaan, bij de verdere totstandkoming van de nieuwe Tremele archivering- en ontvangstruimten. Echter, dit steigerwerk werd gebruikt om de Internationale wereldtentoonstelling in Londen in 1862 te helpen oprichten. Via deze rolbare steiger werden balken en bouwdelen naar boven gehesen. Niet met mensenkracht, maar …ja, hoor, dàt hadden ze toen natuurlijk ook al … een stoomgedreven windas.

 

 

Ik bedoel maar!!

 The End … maar nooit ècht …