(G)advertenties e.a. courantenmemorabilia (2)

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

45


 

Irritant, ergerlijk, tergend en zelfs aanstotelijk als je, in de comfortabele schemerte en donkerte van een vallende herfst- of winteravond en -nacht, al dan niet in aangenaam gezelschap, onderuit gezakt op de bank wat nootjes en drank weg zit te werken en het beestachtig goede en spannende programma op de televisie, want die zijn er soms, wordt spontaan onderbroken door schier eindeloos lang voortdurende reclameboodschappen.

Met veel dank aan CBS news, al valt uitermate te betwijfelen of ze zich ooit van deze dankbetuiging gewaar worden, laat staan storen als het niet vermeld zou worden, wordt duidelijk dat zelfs slinkse praktijken gebruikt werden (worden?) om het gemiddeld goedgelovige publiek naar een product toe te lokken.

 

Ooit lanceerde Camel ‒ wat een toepasselijke naam voor een sigarettenmerk ‒ de hartstochtelijke onwaarheid dat in de afbeelding van de kameel op het pakje een naakte man verborgen zat die zijn ‘sigaret’ zou tonen.

Niet bekend is of de verkoop van dit merk opmerkelijk toenam nadat dit sprookje de wereld in was gelanceerd. Of afnam.

Niet verifieerbare gegevens geven aan dat, sinds er televisie is, een behoorlijk regelmatige kijker gemiddeld ongeveer 2500 reclameboodschappen per dag te verwerken krijgt, waarvan er slechts een stuk of 75 worden ‘opgemerkt’.

 

Tussen 1920 en ‘30 werd het nooit meer uit ons dagelijkse en nachtelijke leven weg te denken fenomeen, ze noemden het TV en we doen dat nog steeds, voor het eerst elektronisch leven ingeblazen. Twee heren, te weten de Amerikaanse Philo Taylor Farnsworth (links) en de Rus Vladimir Zworykin worden beiden als mogelijke uitvinders genoemd
en -roemd.

 

 
, de onvolprezen website van de Koninklijke Bibliotheek meldt het woord ‘televisie’ voor het eerst in De Telegraaf van 1 april 1924. In dit artikel wordt een rechtszaak aangespannen tegen een hoofdredacteur die in een door hem gepubliceerd artikel claimt dat een stellage op hotel ‘Rembrandt’ te Amsterdam zou dienen om televisiesignalen op te vangen.
 

 

Aangezien deze stellage daarentegen bedoeld is om …

 
 

 

… wordt het vonnis uitgesproken dat bedoeld blad, onmiddellijk volgend op de gerechtelijke uitspraak, uit de handel verwijderd dient te worden. Op straffe van een boete van 25 gulden voor elke nog te verspreiden, en aangetroffen, editie.

Het is onbekend wanneer de eerste televisie zijn intrede deed in Dreumel. Wel staat onwrikbaar vast dat kranten daarentegen er al heel wat eerder verschenen en dat dat medium uitermate geschikt bleek om te adverteren. Al handelden de daarin gepubliceerde annonces niet direct over slappehuidverjongers, ouderdomsbestrijdingsmiddelen, onrealistisch lage prijzen voor volwaardige kledingstukken of over zerekeelbestrijdende middeltjes.

De Arnhemsche courant laat op 11 april 1816 een ieder – die kan lezen en deze krant leest ‒ weten over een …

 

(* Licitatie = verkoop aan één der deelgenoten door de andere deelgenoten samen).

Niet minder en mogelijk wel veel interessanter waren de personeelsadvertenties, die in kranten werden opgenomen. In onderstaand geval wederom in de Arnhemsche courant van 13 februari 1821:

 

 

Beknopte Bestuursgeschiedenis - De gemeente Dreumel 1810 – 1980

 

Medio februari 1810 namen Franse troepen bezit van de vesting Nijmegen en het overige gedeelte van Gelderland bezuiden de Waal. Op 16 maart stond de koning van Holland bij het Traktaat van Parijs dit gebied af aan het Franse keizerrijk. Bij senaatsbesluit van 24 april 1810 en het daaropvolgend keizerlijk decreet van 26 april ging het ingelijfde gedeelte van Gelderland deel uitmaken van het nieuw opgerichte departement 'des Bouches du Rhin' (van de Monden van de Rijn), met 's-Hertogenbosch als hoofdstad. Aan het hoofd van het departementaal bestuur stond een prefect. Het departement van de Monden van de Rijn was onderverdeeld in drie arrondissementen (Eindhoven, 's-Hertogenbosch en Nijmegen), aan het hoofd waarvan onderprefecten werden aangesteld. Deze fungeerden als tussenpersoon tussen het departementaal bestuur en de lokale besturen.

Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 werden de drie arrondissementen van het departement van de Monden van de Rijn onderverdeeld in kantons, die elk een aantal 'mairieën' of 'communes' (gemeenten) omvatten. De nieuw gevormde gemeente Dreumel werd ingedeeld bij het kanton Druten. Dit kanton behoorde tot het arrondissement Nijmegen.  Bij keizerlijk decreet van 8 november 1810 werd in het nieuw ingelijfd gebied per 1 januari 1811 een deel van de Franse wetgeving uitvoerbaar verklaard, waaronder enkele wetten die de gemeentelijke bestuursinrichting regelden. De Franse wet plaatste een maire aan het hoofd der gemeente. In gemeenten met minder dan 2500 inwoners, zoals Dreumel met rond de 1100 inwoners, werd deze bijgestaan door één 'adjoint' (adjunct) en bestond de 'conseil municipal' (gemeenteraad) uit tien leden. Alle functionarissen werden benoemd door de prefect. De invoering van de Franse bestuursorganisatie had tot gevolg dat de scheiding tussen rechterlijke macht en administratief bestuur, die men sinds 1795 tot stand had willen brengen, daadwerkelijk in werking trad. De taken van de nieuwe gemeentebesturen lagen uitsluitend op administratief terrein. De maire voerde de wetten en bevelen van hogerhand uit en hield toezicht op de gemeenteambtenaren, waaronder de 'receveur' of 'percepteur' (ontvanger), die verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De maire zat de gemeenteraad voor, maar was er geen lid van. De raad had slechts geringe bevoegdheid. Hij vergaderde ieder jaar veertien dagen en had de financiële controle over rekening en begroting. Ten dele was het genoemde decreet dat de invoering van de gemeentelijke bestuursinrichting per 1 januari 1811 regelde, slechts een formele bevestiging van een reeds bestaande situatie. In het departement van de Monden van de Rijn vonden namelijk reeds in juli 1810 de benoemingen en de eedafleggingen der maires en adjuncten plaats. Net als elders nam het nieuwe gemeentebestuur van Dreumel de taken van de eeuwenoude geërfdenorganisaties grotendeels over. De geërfden restte uiteindelijk slechts een taak op het gebied van de waterstaatszorg. Hiertoe bleven zij verenigd in van de gemeentebesturen afgescheiden publieke organisaties, zogenaamde polders. Vanaf 1838 werden deze aangeduid als dorpspolders

Eind 1813, begin 1814 verlieten de Fransen deze streken en werd de Nederlandse soevereiniteit hersteld. Bij soeverein besluit van 4 februari 1814 werd het arrondissement Nijmegen in bestuurlijk opzicht bij het departement van de Boven-IJssel gevoegd, dat sedert 1810 werd gevormd door het Gelderse grondgebied ten noorden van de Waal. Bij Grondwet van 29 maart 1814 werd de provincie Gelderland in ere hersteld. De titel 'prefect' werd vervangen door 'gouverneur'. In de arrondissementen, die nu weer kwartieren heetten, kwamen kwartierscommissarissen. Het hoofd van het plaatselijke bestuur, W. Storij, werd niet meer als 'maire' maar als 'burgemeester' aangeduid. In hoofdzaak bleef de door de Fransen ingevoerde gemeentelijke bestuursorganisatie echter gehandhaafd.

Het reglement voor het bestuur van het platteland van Gelderland dat per 1 januari 1818 in werking trad, verdeelde het platteland in zeventien hoofdschoutambten, geleid door hoofdschouten. Elk hoofdschoutambt bestond uit een aantal schoutambten (of gemeenten). In tegenstelling tot de stedelijke besturen, die rechtstreeks contact onderhielden met het provinciebestuur, dienden de gemeentebesturen op het platteland alle correspondentie met de provincie via de hoofdschouten te laten lopen. Het schoutambt Dreumel kwam te ressorteren onder het hoofdschoutambt Maas en Waal. Aan het hoofd van het plaatselijk bestuur stond een schout benoemd door de koning. Hij werd bijgestaan door twee assessoren, door provinciale staten gekozen uit de gemeenteraad. Een viertal raadsleden werd aangesteld door provinciale staten. Schout en assessoren vormden het dagelijks bestuur. De schout presideerde de raadsvergaderingen en de vergaderingen met de assessoren. Tot zijn taken behoorden de uitvoering van raadsbesluiten en de handhaving der wettelijke bepalingen en verordeningen. De gemeenteraad stelde de plaatselijke verordeningen vast en had verder voornamelijk een controlerende taak ten aanzien van de gemeentefinanciën.

Bij koninklijk besluit van 23 juli 1825 werd een nieuw bestuursreglement voor het platteland van Gelderland vastgesteld. Dit bracht geen wezenlijke veranderingen in de taken en bevoegdheden der gemeentelijke bestuursorganen. De benaming 'schoutambt' maakte plaats voor 'gemeente', terwijl de schout voortaan weer de titel van burgemeester droeg. De aanduiding 'assessor' bleef gehandhaafd. De burgemeester werd benoemd door de koning, de assessoren door de gouverneur, en de raadsleden door provinciale staten. Kleine gemeenten zoals Dreumel kregen zeven raadsleden, inclusief de burgemeester en de assessoren. Voorts bepaalde het reglement dat de zeventien hoofdschoutambten in Gelderland zouden worden vervangen door grotere districten onder leiding van een districtscommissaris.  De invoering der districten geschiedde geleidelijk: telkens wanneer een hoofdschout heenging, werd diens ambtsregio met een naburige gecombineerd, totdat tenslotte bij koninklijk besluit van 6 augustus 1837 een nieuwe verdeling in vijf districten werd vastgesteld. Daarbij ging het hoofdschoutambt, waartoe Dreumel behoorde, op in het district Nijmegen.

(*bron: http://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Gemeente_Dreumel)

 

Het blijvend heengaan van eerdergenoemde Schout van Dreumel wordt in de Opregte Haarlemsche Courant van 5 april 1825 als volgt ‘wereld’-kundig gemaakt …

 

Ook meldingen van tegenspoed en rampen vonden, ongebreideld, uitgebreid en ruimschoots omschreven, hun plek in de kranten. De Arnhemsche courant wederom, van 11 maart 1830:

 

 

Door Zijne Majesteit aan medelanders toegekende orden, van welke orde dan ook, waren ook een uitermate geliefd onderwerp in de kranten. In de Leeuwarder courant van 8 februari 1839 wordt summier gewag gemaakt van het volgende:

 

Bijna een contradictio in terminis overigens, een katholieke pastoor die Van der Heyden heet! Wie zich er persoonlijk toe genoodzaakt voelde is niet bekend, maar blijkbaar werd de aandrang gevoeld om in de Arnhemsche courant van 19 februari 1939 daar verder over uit te wijden:

 

 

Een eerste aanzet om het zeer gewaardeerde publiek te wijzen op een zich in hun nabijheid bevindende onderneming met voor hen mogelijk interessante artikelen en/of diensten, wordt aangetroffen in de Opregte Haarlemsche Courant van 13 oktober 1840:

 

 

En bijna twee maanden later wordt de volgende aanstelling bekend gemaakt in de Nederlandschen courant van 4 december 1840:

 

Aan illustraties, anders dan onderstaande of soortgelijk, waagden de drukkers zich helaas nog niet.

 

 

Een zeer schuchtere poging, te zien in de Arnhemsche courant van 4 april 1835:

 

 

En zeker aan schuchterheid niet voor de hierboven getoonde afbeelding onderdoend, deze, in de Opregte Haarlemsche courant van 12 maart 1842:
 

 

Heel langzaam kwam het drukken van afbeeldinkjes op ‘stoom’ en op de ‘rails’… (1849)

 

 

 

Ondertussen werden berichten over of voor Dreumelnaren en Dreumel niet geweerd uit de landelijke openbaarheid. In Nieuwe Rotterdamsche courant van 9 mei 1846:

 


Bron : http://www.de-tuut.nl/index.php/geschiedenis/voormalige-stoomgemalen/dreumelsch-gemaal

 

 

In de Drentsche courant  van 23 juli 1847:

 

De nieuwe Rotterdamsche courant  van 13 december 1849 meldt het aantal inwoners van Dreumel verdeeld over katholieken en die, die er net even anders over denken:

 

Het Algemeen Handelsblad van 28 januari 1850 bericht een droevige tijding:

 

 

Het zou in dit artikel kunnen gaan om de tweejarige Arnolda van Kruijsbergen …

 

 

Het vorige kind, volgens hetzelfde  krantenbericht vorig jaar overleden, zou dit kind kunnen zijn geweest:

 

 

De kranten die in 1855 verschijnen barsten vanzelfsprekend uit hun kantlijnen met berichten over de watersnood die dat jaar plaats vond.

 

 

(Red.: NIET 90 (maar 88) jaar en ook geen bejaarde zoons, maar het gaat hierom …)

 
 

Zij (88 jaar) was getrouwd met Marcelis van Oijen, en hun twee zoons …

 
 

(50 jaar)

 
 

(47 jaar)

 

Op dezelfde dag worden nog drie aangiften gedaan van overleden personen die op dezelfde dag als hierboven zijn overleden: (Wie ‘meid’ en ‘knecht’ waren, is niet bekend).

 

Uiteraard werden alle hens aan dek geroepen om de schade te herstellen en verbeteringen aan te brengen ter voorkoming van iets soortgelijks of nóg erger in de toekomst.

Nieuwe Rotterdamsche courant van 26 augustus 1855:

 

En zoals te doen gebruikelijk, het normalere leven ging en moest toch maar weer verder.

De Tijd van 21 april 1856:

 

De Tijd van 23 juli 1858:

 

In de Nederlandschen staatscourant van 27 april 1860 wordt weer eens weergegeven hoeveel Dreumelnaren er eigenlijk waren. Nu verdeeld over mannen en vrouwen in plaats van, zoals eerder genoemd in dit artikel, naar religieuze voorkeuren.

 
 

Het heeft niet mogen baten, al die activiteiten in en na 1855, om Dreumel voorgoed te kunnen vrijwaren van overstromingen.

In het Algemeen Handelsblad van 7 februari 1861:

 

Deze rampspoed was overigens wijder verspreid dan dit bericht doet vermoeden.

 

Ter afsluiting van dit tweede deel van deze uitzonderlijke geschiedkundige hoog- en laagstandjes, zoals die vermeld worden in Nederlandse kranten, een opsomming van alle wateroverlasten, zoals destijds gepubliceerd in …