'Gevonden'

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

46


 

Naast de zeer uiteenlopende activiteiten die van doen hebben met wat inmiddels een zeer volledige vrijetijdsbesteding is geworden, moet er ook brood, en zo mogelijk nog wat andere gerechten, op de plank en borden komen. Om zulks ook dagelijks te kunnen laten plaatsvinden, zal er naast de vrije tijd ook veel aandacht besteed moeten worden aan niet-vrije tijd. Gemiddeld geldt dat op doordeweekse dagen, ook wel werkdagen genoemd, elf uren per gepasseerde dag besteed worden tussen vertrek naar en terugkeer thuis van de betaalde arbeid. En soms, heel soms, moet er in de vrije tijd ook wel eens aandacht besteed worden aan de werkzaamheden die preferabel eigenlijk gedurende de niet-vrije tijd verricht moeten worden. Maar dan toch in de niet geringe rust van je eigen omgeving, even naar iets zoeken wat in de hectiek van je werkplek minder makkelijk of nog niet mogelijk bleek. In dit geval, uitvoerig op internet zoeken naar een afbeelding, die als soort pictogram gebruikt zou kunnen worden voor iets dat met het Engelse woord ‘phantom’ te maken heeft.

 

En dan vind je zoiets ongelofelijk onbelangrijks, maar des te eigenaardiger dat er in 1931 ene Eli Gilderfluke is geweest die het aandurfde dit stalen monster op papier vast te leggen. Niet alleen een uitmuntend tekenaar, maar een werktuigbouwkundig tekenaar, zo oogt het. Niets 3D-AutoCAD, gewoon potlood en papier. En een ruime fantasie.

 

Een ‘phantom’-locomotief. Een soort spooktrein, die in het echt nooit bestaan heeft en nooit bestaan zou kunnen hebben. En Eli Gilderfluke blijkt een cartoonist te zijn geweest, behept met het ontwerpen van fictieve locomotieven.

 

 

Bron: http://www.douglas-self.com

Sigi Strasser (http://www.douglas-self.com/MUSEUM/LOCOLOCO/fictional/fictional.htm) liet zich desgevraagd ook niet onbetuigd en vindt zijn eigen ‘heuvel-op’-locomotief uit. Echter, toch minder praktisch op de minder- en niet-heuvelachtige routes:

 

Maar wat een alleraardigste vondsten, terwijl je naar geheel niet overeenkomstige andere en veel belangrijker zaken aan het zoeken bent.

 
Terug naar de dagelijks dertien overgebleven uren na aftrek van die eerder genoemde elf. Het urenlang bezig zijn met, meestal, slapen vergt nog eens een uurtje of pak ‘m beet zeven en al met al is eenvoudig te bepalen dat er dan toch nog zes uurtjes per elke dag resten voor het verrichten van de vrijetijdsbesteding. En in weekenden mag je er dan zelfs per dag die elf weer bij optellen. Nog best veel eigenlijk en het is dan ook geen al te groot mirakel dat er in al die tijd veel gevonden kan worden en wordt. Soms zou je zelfs het woord eureka willen bezigen, als je vondst het cumulatieve resultaat is van ongeëvenaard lange perioden die gevuld worden met nijver zoekwerk.
 

Het eureka-gehalte neemt overigens af naarmate je meestal en alsmaar blijft vinden. Het geheel omgekeerde is van toepassing als je – steeds wanhopiger ‒ al een geheel onevenredig lange periode hebt gezocht en je eindelijk toch datgene nog vindt wat gevonden ‘moest’ worden.

 

Duizenden, en niet onwaarschijnlijk zelfs al wel een paar meer keren ‒ er wordt niet geteld ‒ werden er al zaken gevonden, die telkens toch weer grote bevrediging veroorzaken, aangezien ze vaak, zelfs meestal, oplossingen aanreiken voor mogelijk al lang slepende of nooit opgehelderde, of soms niet eens bekende, mysteries. En zeer geregeld levert het alsnog vinden van gegevens de mogelijkheid op om vragen te kunnen beantwoorden die gesteld worden door derden en vierden. Fantastisch, als die antwoorden gevonden en aangereikt kunnen worden.

 

Maar dan heb je nog een ander ‘vinden’. Namelijk het letterlijke ‘vinden’. Je loopt je dagelijkse rondje Waalbandijk en daar vind je een voorwerp in een berm. Dàt soort ‘vinden’.

 

Tijdens vrijetijdsbezigheden die maar weer eens tot doel hebben de relaties nog preciezer aan te geven tussen al de overledenen op de Protestantse (N.H.) begraafplaats aan het Dreumelse Kerkpad, moest en moet nog steeds heel veel gezocht worden. Veelal kan vrij snel geput worden uit al de al aanwezige en gedownloade meer dan een miljoen akten. Maar het blijft onmiskenbaar een chronische noodzakelijkheid. Hij of zij die het vooralsnog onbekende wil vinden, moet, in evenredige mate, grondig, vaak en meestal lang zoeken.

 

De Tweede Wereldoorlogsjaren waren onmiskenbaar een chronisch uit de hand gelopen catastrofaal en episch drama voor de ganse wereld. Maar onderschat de rol van gemeentelijke secretarissen van de burgerlijke stand niet, die met name in die bezettingsjaren toch nog ijverig poogden hun administratie een beetje en liefst zo compleet mogelijk, op orde te krijgen en te houden. Geen geringe opgave, terwijl het continentenwijd chronisch chaos was en gemeentegenoten zich in geheel onverwachte en onbekende richtingen verplaatsten. En aldaar plotsklaps kwamen te overlijden.

 

Nu was het al een bestaande wetgeving, dat secretarissen van burgerlijke standen, die overlijdensakten moesten opstellen voor overleden personen die niet uit hun gemeente kwamen, schriftelijk melding behoorden te maken van dat overlijden bij de gemeente waarvan aangenomen werd dat de overledene daar thuishoorde, of zelfs geboren was. Deze regelgeving was vervat in artikel 50 van het Burgerlijk Wetboek (1942) bron: www.stamboomform.nl. Dat artikel stelt dat:

 

 

Dit soort ambtelijke uittreksels van de registratie van overledenen worden dan in die jaren ook toegevoegd aan de gemeentelijke registratie van en over Dreumelnaren, die niet in Dreumel zelf waren overleden (namen verwijderd):

 

 

Het zal een drukte van groot belang geweest zijn van door Nederland en zelfs Europa heen en weer reizende postbezorgers, die al die slechte tijdingen daar probeerden te bezorgen, waar men naar enig nieuws over verloren gewaande familieleden zat te snakken. Weliswaar en uiteraard niet naar dit droevige nieuws, maar dan was er tenminste wel iets bekend geworden.

 

Op de site van http://historiek.net/postbezorging-in-nederland/911/ wordt vermeld:

 

Gedurende de Tweede Wereldoorlog daalde de hoeveelheid post die de PTT dagelijks te verwerken had. Toch werden er door het postbedrijf jaarlijks nog ongeveer één miljard brieven rondgebracht. Door schaarste aan brandstof was de snelheid waarmee een brief werd bezorgd wel sterk verminderd. Brieven werden vaak niet meer gemotoriseerd vervoerd, maar met behulp van lopende bodes en paard en wagen. Een brief van Groningen naar Den Haag deed er begin 1945 een maand over om op de plek van bestemming te komen.

 

 

Dus, het moge duidelijk zijn. Er moet steeds en nog altijd veel en lang gezocht worden naar gegevens en met name naar gegevens over personen in en na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Het kan zomaar plaatsvinden dat mensen, alsmede de lokale BS-secretaris, pas een jaar of jaren na het overlijden van een familielid daarvan melding ontvangt vanuit een gemeente (of zelfs land), waarvan ze niet eens wisten dat hun familielid of gemeentegenoot zich daar bevond. Een vermelding van een overleden persoon tussen overlijdensakten in willekeurig welk oorlogsjaar dan ook, het moment blijkbaar waarop een gemeente eindelijk de melding daarvan ontvangt van elders, zou kunnen betekenen dat de overleden persoon in kwestie zomaar al veel eerder was overleden.

 

En tussen die toch al voor veel verwarring zaaiende akten in, ontwaar je dan ineens deze:

 

 

Veldwachter Franciscus Bastianus Leenders, mogelijk ook na een rondje Waalbandijk …

 

(Bron foto: Tremele) … vervoegt zich op maandag 16 juni 1941 op het Dreumelse gemeentehuis, waar hij melding maakt van het feit dat hij blijkbaar, en dat al twee dagen eerder, een persoon ‘gevonden’ heeft die tegelijkertijd ook blijkt al overleden te zijn.

Dreumels secretaris vermeldt verder op deze overlijdensakte dat het stoffelijk overschot van ene 59-jarige Karel Frederik van Megen zou zijn. Wellicht dat Karel Frederik van Megen, toen hij werd gevonden, identificatie op zich had. Maar als vervolgens niet alleen op deze akte verder wordt vermeld dat hij echtgenoot was van Agnes van Eulgem, maar tevens dat hij ‘vermoedelijk op acht en twintig october laatstleden te Nijmegen’ is overleden, dan lijkt de vraag toch best wel gerechtvaardigd hoe die informatie zo razendsnel en ineens bekend is, slechts twee dagen nadat de overledene werd ‘gevonden’.

Of … hoe enige identificatie, als hij die al bij zich droeg, de periode tussen 28 oktober 1940 en 15 juni 1941 had overleefd, op een lichaam dat verondersteld wordt die eigenschap al die tijd al niet meer te bezitten.

 

 

Bestonden er toen door heel Nederland verspreide registers met daarin vermiste personen, zodat die ogenblikkelijk geïdentificeerd konden worden als en wanneer ze gevonden werden?

 

Nooit over gehoord of gelezen!

Het Gelders Archief meldt (links) over deze overleden persoon het volgende.

Daar wordt toch ook duidelijk aangegeven dat deze gevonden persoon klaarblijkelijk op 28 oktober 1940 al was overleden. Dat zou overigens nog te lichtvaardig overgenomen kunnen zijn van de Dreumelse overlijdensakte.

Nog vreemder wordt op dit feitenrelaas ook nog weer gegeven dat Karel Frederik in Dreumel gedoopt zou zijn. Als hij bij zijn overleden 59 jaar was, zou deze doop plaats hebben moeten vinden rond 1882.

Na alle Dreumelse geboorten gecontroleerd te hebben vanaf 1880 tot en met 1883 blijkt deze persoon niet in Dreumel geboren te zijn. Op de Dreumelse overlijdensakte staat dan ook, mogelijk geheel terecht, dat hij in Nijmegen werd geboren.

De Nijmeegse geboorteakten dan ook nog maar eens gecontroleerd. Gelukkig in de ‘eigen’ collectie, dus aanzienlijk sneller zoeken dan online. Overigens, wel ‘iets’ langer zoeken, want het Dreumels geboorteregister toont 54 akten in 1882 en dat van Nijmegen daarentegen 933.

 

 

Maar, wat een opluchting, het Nijmeegse geboorteregister van 1882 begint gelukkig met de ‘Tafels’: Alle in dat jaar geborenen op alfabet gesorteerd. Prachtig, zie maar:

 

 

 

De kans dat hij direct, amper opgedroogd na zijn geboorte, door zijn ouders of anderen, met gezwinde spoed van Nijmegen naar Dreumel zou zijn getransporteerd om daar gedoopt te worden, mag als uiterst klein worden ingeschat. Waar overigens zijn tweede voornaam, te weten Frederik, vandaan komt is en blijft, gezien deze geboorteakte, vooralsnog geheel onduidelijk. Wellicht een ambtelijk dwalinkje?

 

Verder zij terzijde nog opgemerkt dat Petrus Hendrikus van Megen, de andere Van Megen genoemd in de Nijmeegse ‘tafel’, geen broer was en nooit is geweest van Karel.

Dan naar de Nijmeegse overlijdensakten waar, mag je afgaande op de Dreumelse overlijdensakte veronderstellen, een akte aanwezig zal zijn die aangeeft dat Karel (Frederik) aldaar op 28 oktober 1940 is overleden.

Maar dat blijkt geenszins het geval. Er is geen overlijdensakte (ruim) rond die datum te vinden in de Nijmeegse registratie. Het wordt steeds raarder en onnavolgbaarder!

Er bestaat wel een Nijmeegse overlijdensakte van deze persoon … 

 

 

Edoch, dat is slechts een blindelingse, bijna klakkeloze, optekening van de gegevens die de Dreumelse secretaris zijn ambtsgenoot in Nijmegen heeft toegezonden, gelijk de wet en artikel 50 dat ook van hem verlangen.

Lang zoeken naar een huwelijksakte, waarop mogelijk alsnog verhelderende gegevens zouden kunnen zijn vermeld over Karel (Frederik) en Agnes van Eulgem, levert ook geen enkel resultaat op. De vader en moeder van Karel (Frederik) worden wel op enkele huwelijksakten vermeld, maar daar zit die van Karel en Agnes spijtig genoeg niet tussen. Stel, Agnes van Eulgem is van Duitse afkomst, hetgeen de achternaam van Karel (Frederiks) moeder ook sterk doet vermoeden, dan is het zomaar mogelijk dat Karel en Agnes in Duitsland getrouwd zijn en er dus nooit een Nederlandse trouwakte heeft bestaan. Dit zijn de enige meldingen die voortkomen uit de archieven van het Gelders Archief:

 

 

Op het linker datablad wordt nog aangegeven dat de aktedatum fout is, maar het levert geen enkele bijdrage aan de oplossing van onderhavig vraagstuk. De linker en rechter databladen verwijzen bovendien naar hetzelfde aktenummer, 647, zoals hogerop al getoond. Invoer in de diverse zoekschermen van ‘Meegen’ met drie ee-en, of ‘Carel’ in plaats van ‘Karel’, met of zonder ‘Frederik’, levert helemaal geen resultaat op.

Maar hoeveel alternatieve spellingen zouden er in de loop der passerende decennia al verzonnen zijn voor de achternaam van Karel (Frederiks) vrouw, waarvan we denken dat die ‘Van Eulgem’ is. Over deze achternaam zijn, behalve op de al eerder getoonde akten, totaal géén digitale gegevens beschikbaar. Internet geeft aan dat Eulgem een plaats(je) is in Duitsland met zowaar 220 inwoners.

 

 
Op www.geldersarchief.nl komen deze gegevens naar voren:
 

 

Op www.wiewaswie.nl soortgelijke informatie:

 

 

Op www.pondes.nl is het zo mogelijk nog kariger:

 

 

En de achternaam van de moeder van Karel (Frederik), waarvan we veronderstellen dat die Hübner is biedt ook veel mogelijkheden voor ‘dwalingen’. Mogelijk zelfs dat dit al een dwaling is! Maar op de geboorteakte van Karel (Frederik) wordt haar achternaam al verbasterd tot Hipnar. En onder die naam is ze dan ook aanwezig op vele uiteenlopende akten. De tweede in onderstaande reeks is de geboorte van Karel (Frederik):

 

 

Op dinsdag 17 oktober 1916 – zie hierboven ‒ is ze onder de achternaam Hipnar aanwezig in het Nijmeegse gemeentehuis bij het huwelijk van Antonius Wilhelmus van Meegen (Hé, Meegen met drie in plaats van twee e’s!).

 

 

Gezocht op en gevonden met achternaam Hübner  … Enkele maanden eerder, op 18 januari 1916 was ze ook aanwezig op het Nijmeegse gemeentehuis, waar toen dochter Petronella Johanna van Megen (met slechts twee e’s) trouwde. Nu moeder Johanna Magdalena weer met de achternaam Hübner.

 

 

 

Johanna Magdalena Hübner/Hipnar en Theodorus van Megen trouwen te Groesbeek, op 7 augustus 1878 en daar wordt haar achternaam als …

 

 

… Hübner gedefinieerd.

Zo ook op het grafmonument waaronder zowel zij als haar man Theodorus van Megen werden begraven. De tekst op het graf:

HIER RUSTEN ONZE DIERBARE OUDERS THEODORUS VAN MEGEN GEB. TE GROESBEEK 27 NOV. 1855 OVERL. TE HEES BIJ NIJMEGEN 6 SEPT. 1924 EN JOHANNA MAGDALENA HUBNER GEB. TE BAIJREUTH DUITSCHL. 26 NOV. 1854 OVERL. TE HEES BIJ NIJMEGEN 2 JUNI 1935’

 

 

Maar …

Wanneer overleed Karel (Frederik) van Me(e)gen nu echt?

Hij wordt dood in Dreumel ‘gevonden’. Maar waar wordt hij dan begraven? Dreumel? Nijmegen?

Hoe kun je in Nijmegen overlijden en in Dreumel gevonden worden? Zijn beroep is timmerman, geen schipper of parlevinker.

Wanneer en waar trouwde hij met Agnes van Eulgem?

Waarom is er verder niets bekend over Agnes van Eulgem?

Wat was nu de echte naam van moeder Hübner/Hipnar?

 

Hoe kwam de Dreumelse secretaris zo snel aan de – aantoonbaar onjuiste ‒ informatie over de overledene, twee dagen slechts nadat de veldwachter hem had gevonden?

 

De toch wel ontnuchterende conclusie:

genoeg en heel lang gezocht, maar verbijsterend weinig gevonden.