Voortschrijdend inzicht (… is geen                                 zwakte, maar wijsheid)

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

57


 

Met de grootst mogelijke overtuiging worden door velen op talloze podia, lokaal, nationaal en internationaal, gegevens in de meest uitgebreide zin des woords, weergegeven.

 

 

Met name nu internet – en noem alle sociale media maar op ‒ niet en nooit meer weg zijn te denken in onze schier steeds verder gedigitaliseerde wereld, worden de aldaar omschreven gegevens en dito informatie maar al te vaak en veel te automatisch versleten voor de ongenaakbare waarheid.

Toch zijn al die zogenaamde waarheden genaakbaarder en fragieler en minder waar dan vaak verondersteld. Namelijk op het moment waarop blijkt dat het toch ‘anders’ is.

Ouwe koeien pretendeert vanzelfsprekend niet de waarheid in pacht te hebben of ooit te zullen verkrijgen. Ook al lijken gegevens, zoals vermeld op akten en daarop van toepassing zijnde andere documenten en geschriften, niets dan de waarheid weer te geven. Maar …

Ø  Het zal u, lezers, met stelligheid nog kakelvers in het geheugen liggen.

                                               Ouwe koeien bijdrage no. 2.

Een vader gaat, ongetwijfeld vol blijdschap en opgetogen dat het – mogelijk tegen de verwachting in ‒ weer goed is gegaan, tot drie keer toe (in 1831, 1834 en 1837) naar de Dreumelse burgerlijke stand, om telkens aangifte te doen van de geboorte van een pasgeboren kind. De secretaris doet plichtgetrouw waar hij voor aangenomen is en vermeldt alle gegevens waarover hij denkt naar eer en geweten te beschikken op de geboorteakten, inclusief uiteraard de achternaam van de aangever.

Drie keer wordt als achternaam van de vader ‘Hoks’ (en als beroep nota bene timmerman) op de geboorteakten vermeld. Een – toen en nu ‒ geheel niet onbekende naam in het Dreumelse en dus is het zeker voorstelbaar dat de dienstdoende ambtenaar zich geheel niet vergist heeft en dat deze waarheid niets, meer of minder, dan de waarheid kàn zijn. Hij, de secretaris, kent de aangever van die drie kinderen per slot van rekening al vanaf ongeveer beider geboorten en ‘wéét’ immers zijn hele leven lang al – niet beter dan ‒ dat de man daadwerkelijk Hoks heet! Iedereen noemt hem toch zo!

Maar laat deze vader nou helemaal geen Hoks heten, maar … Timmermans! Willem Timmermans. Beroep timmerman! De drie betrokken kinderen komen er vele jaren later (in 1849) pas achter dat ze helemaal geen Hoks, maar eigenlijk Timmermans heten en na een uitvoerig bezoek aan de rechtbank en een nog veel uitvoeriger vonnis, moeten ze er – langdurig ‒ aan gaan wennen voortaan Timmermans te heten. De oorspronkelijke geboorteakten worden dienovereenkomstig aangepast in de desbetreffende marges van die akten.

In het Maas en Waalse Familieboek wordt nog het een en ander, en nog veel meer, toegevoegd over meneer Hoks, c.q. Haks, c.q. Hakts, c.q. Timmermans. Dàt is nog eens …

 

 

… voortschrijdend inzicht!

      Ø Antonius Johannes Jacobus Alphonsus Maria Hubertus Hengst

 

 

Hoe lang voor de waarheid werd aangenomen dat deze persoon zijn vader, na een glansrijke maar heel korte ambtsperiode als burgemeester van Dreumel, daadwerkelijk opvolgt als burgemeester van Boxmeer, is niet bekend.

Maar vader Hengst, die zelf als Johannes Babtista Josephus Hengst werd geboren, werd nooit door ex-Dreumels burgemeester opgevolgd, maar door een andere zoon.

 

Die eveneens gebukt ging onder een disproportioneel aantal voornamen, te weten Clement François Joseph Hubert Hengst. Vader Hengst is 46 jaar burgemeester van Boxmeer geweest en werd rond 17 mei 1890 opgevolgd door Clement enz. enz. enz.

 

 

 

Voortschrijdend inzicht leidde ertoe dat de waarheid toch anders werd en moest worden en naar alle waarschijnlijkheid nu dichter bij de waarheid is dan ooit tevoren:

   

 

Ø Die Stadsen

Te makkelijke en voor de hand liggende veronderstellingen en te snel getrokken conclusies leiden ook vaak tot onwaarheden. Als er zich zaken voordoen die ogenschijnlijk en heel makkelijk tot die zogenaamd logische gevolgtrekkingen en conclusies aanzetten. Die echter plots pas onwaarheden blijken te zijn als er iemand genegen is de wèrkelijke waarheid aan te dragen.

In een al redelijk lang geleden vorige Ouwe koeien-artikel (no. 36) wordt nog verondersteld dat de auteur van het levensverhaal van Grad Boumans en Riek van Teeffelen, Wim Boumans ‘moet’ zijn geweest. Het was al bekend dat de heer Wim Boumans aan een nieuwe versie van zijn familiekroniek zat te werken en de conclusie was zodoende al snel getrokken. Hij heeft ‘dus’ ook dit levensverhaal samengesteld, was de ogenschijnlijk makkelijke gevolgtrekking.

 

 

Fout!!, meneer de redacteur van die Ouwe Koei! Een veel te gemakkelijk getrokken gevolgtrekking.

Onlangs werd deze ineens ontluikende schijn-waarheid onderuit gehaald en rechtgezet. En terecht. Het veertig bladzijden tellende en meeslepende levensverhaal werd samengesteld door twee broers van de heer Wim Boumans, te weten Jak en Ton Boumans. De zoon van Ton Boumans, Mark, verzorgde de uitgave en het drukwerk.

 

Voortschrijdend inzicht!

 

Ø Suppletoir register?

Nog een Ouwe koeien-artikel (4) naar aanleiding waarvan een deskundig lezer zodanige opmerkingen maakte dat direct duidelijk werd dat wat in eerste instantie geschreven werd als zijnde waarheidsgetrouw, toch niet strookte met de werkelijkheid.

In dat artikel wordt secretaris Johannes Numans een weinig op de korrel genomen, aangezien in de gebruikte bewoordingen verondersteld wordt dat het toch voor een uiterst ervaren secretaris geen super gecompliceerde taak kan en mag zijn om voldoende voorbedrukte akten voor het komende registerjaar te bestellen, afgaande op zijn zeer ruime ervaringen uit het verleden.

 
Bij een plotseling opduikend gebrek aan normale akten, soms zelfs al halfweg een lopend registerjaar, moest derhalve dan de toevlucht genomen worden tot suppletoire (aanvullende) registers. Als voorbeeld dit geval waarbij de normale huwelijksakten al ‘op’ waren halfweg september van 1852.
 

 

Maar een oud-archivist, werkzaam geweest zijnde voor het Rijks Archief in het verre Groningen, vertelt en mailde een heel ander verhaal:

“Elke ambtenaar van de burgerlijke stand moest jaarlijks opgeven hoeveel akten hij dacht te gebruiken. Hij kreeg deze verstrekt op gezegeld papier. Kwamen er meer geboorten, huwelijken of overlijden, dan moest hij opnieuw naar de Arrondissementsrechtbank om aldaar de gewenste formulieren te bekomen.

Aan het eind van het jaar moest hij de blanco formulieren met een streep ongeldig maken. Hij mocht dus deze blanco formulieren niet overhevelen naar het volgende jaar. Ik heb éénmaal gelezen bij een akte, die zes weken later werd opgemaakt vanwege dat het officiële formulier niet aanwezig was.

De burger heeft het recht en de plicht de geboorte of het overlijden binnen 72 uren aan te geven. Is de burger nalatig en komt hij na die 72 uur voor het loket, dan mag de ambtenaar de inschrijving niet meer verrichten. Hij verwijst de burger naar de Arrondissementsrechtbank. De officier van de justitie maakt van de nalatigheid een proces-verbaal op en zendt dan de burger terug naar de desbetreffende gemeente. Het proces-verbaal geeft de ambtenaar het recht om de akte alsnog in te schrijven”.

 

Voortschrijdend inzicht!

 

Ø  Barones Theodora Joanna Ignatia Godefrida Antonia Christiana Speyart van Woerden

 

 

(Bron: Tremele.nl)

 

 

Je zal maar in een adellijke familie worden geboren. Dan zorgen je ouders er wel voor dat je een aantal voornamen verkrijgt waar geen burgerlijke stand-secretaris brood van lustte. Wat dat betreft is het maar goed dat de persoon die – zeg, in de 18e eeuw ‒ dopen en geboorten en dergelijke op papier bij diende te houden, vrijelijk de beschikking had over maagdelijk en niet voorbedrukte lege stukken papier en zodoende naar hartenlust kon schrijven wat hij wilde, dan wel te horen kreeg van tegenover hem zittende adellijke aangevers. Geheel niet geplaagd door de voorbedrukte formulieren en de pas veel later ingestelde regels, die golden voor burgerlijke stand-ambtenaren. Vanaf 1811 pas in Nederland.

Het verwondert telkens en heel vaak als je weer beseft dat er ook al veel en veel vroeger dan 1811 nauwgezet werd bijgehouden wie waar werd gedoopt, dan wel geboren, uit welke ouders en met welke voornaam of voornamen je ouders je de grote boze wereld in wilden sturen. Toch werden en worden ook deze documenten in toenemende hoeveelheden aan de digitale databanken toevertrouwd, ook al is de leesbaarheid vaak omgekeerd evenredig met het groot aantal decennia dat sinds het op schrift stellen zijn verlopen. Neem dit document waarop de geboorte van bovenstaande mevrouw voor de eeuwigheid werd gedocumenteerd:

 

 

Volgens dit document, dat op de website van het Gelders Archief wordt opgevoerd, verkrijgt zij de volgende (zeven) voornamen: Theodora Joanna Ignatia Adriana Godefrida Antonia Christiana.

Dat was en is mogelijk wel het allereerste document waar haar volledige naam op staat. En het mogelijk laatste document dat postuum ter harer ere werd opgesteld is haar overlijdensakte:

 

 

Waarop wederom al haar (zeven) voornamen worden herhaald, te weten:

Theodora Joanna Ignatia Godefrida Adriana Antonia Christiana, enz. enz.

Alhoewel dus op zowel haar (doop-)geboorteakte als op haar overlijdensakte wordt aangegeven dat ze zeven voornamen heeft, heeft dit verondersteld voortschrijdend inzicht nog niet geresulteerd in een kleine aanpassing van haar voornamen op de website van Tremele. Wellicht dat er, recenter dan deze vernoemde akten, nóg verder voortschrijdender inzichten zijn die zulks tot nu toe – of blijvend ‒ verhinderen.

 

Voortgeschreden inzicht – verleden tijd!

 

Er zitten geregeld grote verschillen tussen de periode die verloopt tussen de vermelding van een zogenaamd feit en het tegenstrijdige bericht dat van dat feit onverwachts een complete onwaarheid maakt. In een groot aantal gevallen kunnen daar vele jaren tussen zitten, maar in andere gevallen wordt de aanvankelijke waarheid al heel snel onderuitgehaald en tegengesproken of gemaild.

 

Ø   Het ‘PGEM’-huisje.

 
Zeer onlangs, in juni 2015, werd Ouwe koeien no. 53 gepubliceerd op de website van Tremele. Het eerste deel van een tweeluik over de rode beuk, die het loodje had moeten leggen en na een fier en oprecht bestaan van 123 jaren slachtoffer was geworden van uiteindelijk levensbeëindigende zwammen.

Het specifieke onderdeel uit dàt artikel, dat speciaal onder de loep dient te worden genomen in dit artikel, gaat over de ingang, of ingangen, tot de Nederlands Hervormde kerk en begraafplaats aan het Dreumelse Kerkpad. Alwaar die Rode Beuk zijn leven zowel begon als [JvdG1] beëindigde.

In dat juni-artikel wordt deze ansichtkaart ten tonele opgevoerd en werd de vraag gesteld wie wellicht kennis had van een andere dan de huidige ingang.

 

In een daaropvolgende reactie van een rasechte Dreumelnaar, wordt verhaald over een ingang aan de vroegere Molen-, nu Torenstraat. En dat die toegang werd verwijderd toen daar een ‘PGEM’-huisje werd gebouwd.

 

Er kwam ook een reactie binnen van een uitzonderlijk goed in Dreumel ingewijd en bekend persoon, die overigens te kennen gaf liever niet bij naam genoemd te willen worden. Hij gaf aan dat de huidige ingang er altijd al geweest zou kunnen zijn en er dus nooit sprake is geweest van of de Torenstraat-ingang of, daarna, de huidige ingang. Die, aan de Torenstraat, is een tijdelijke geweest, vanaf wanneer is onbekend, maar niet langer dan tot dat ‘PGEM’-gebouwtje werd gebouwd. De enige ingang die er nu is, is er altijd (sinds mensenheugenis?) al geweest, getuige ook een plattegrondje van heel lang geleden:

 

 

(1811): Een plattegrond waarop zichtbaar is dat het destijdse en huidige (Kerk-)pad direct naar de begraafplaats loopt en daar zal ongetwijfeld een en de ingang zijn geweest. Dat wordt nog eens bevestigd op een afbeelding die nog veel eerder werd getekend.

 

 

(Tekening van A. de Haen uit 1732): De ingang is hier overduidelijk zichtbaar, rechtsonder. En je kunt een vrij exacte plaatsbepaling maken op dat oude plattegrondje waar de heer Abraham de Haen ongeveer heeft gestaan dan wel gezeten, toen hij deze pentekening maakte. In ieder geval binnen de omhekking van het kerkterrein. Een begraafplaats is overigens op deze prent niet zichtbaar, mogelijk geheel afwezig. Of gewoon niet getekend.

 

 

Voortschrijdend inzicht!

 

(Voor zover nu bekend, maar daar wordt nog doorlopend onderzoek naar verricht, is het overigens nooit een PGEM-huisje geweest. Het is anno 2015 een KPN-huisje en was waarschijnlijk een ‘Koninklijke PTT Nederland NV’-huisje voor KPN in 1998 ontstond. Het onderzoek richt zich er voornamelijk op om de datum te achterhalen waarop dit gebouwtje werd gebouwd. PGEM, nu Nuon, alsmede KPN, alsmede Liander blijken geen van allen kennis te hebben of te willen delen over de datum waarop Objectnummer 00353 werd gebouwd.)

 

 

Abraham de Haen was trouwens een beroepstekenaar van stad- en dorpsgezichten.

Op http://www.historischetopografie.nl/ is te lezen welke personen zich onder andere bezighielden met de topografische vastlegging van geheel Nederland. Abraham was er daar een van en of samen met tekenaar-collega Cornelis Pronk of alleen reisde hij stad, dorp en land af en tekenden wat ze tegenkwamen.

 

(Abraham de Haen)

(http://www.historischetopografie.nl/dehaen/afb_dehaen.htm)

 

 

In http://www.historischetopografie.nl/schoemaker/reizen_4.pdf wordt verhaald over welke tekenaars tekeningen hebben geproduceerd van welke gedeelten van en in Nederland. Abraham de Haen voerde vaak tekenwerk uit in opdracht van Andries en Gerrit Schoemaker. Beiden waren eigenlijk koopmannen van stoffen, maar hielden zich met passie bezig met topografisch tekenen. Op genoemde website staat onder andere:

 
“Deze tekenreizen werden vaak in opdracht van Schoemaker gemaakt en dikwijls was hij er zelf bij. Dat was ook het geval in 1731 bij de reis naar Kleef en omgeving, waarover Pronk's reisverhaal handelt. Behalve Pronk waren Andries Schoemaker en zijn huishoudster Geesje Arends uit Epe en 'de Hr. Bourse en sijn E. dogter' van de partij. De reis begon op 12 juni in Amsterdam en ging de eerste dag via het Gooi en Lage Vuursche tot Amersfoort. Vandaar reisde men over de Utrechtse heuvelrug naar Wageningen en via de Veluwezoom naar Arnhem.

De volgende overnachtingsplaatsen waren Zevenaar, Kleef (drie nachten) en Nijmegen. Vandaar ging het op 20 juni naar Dodeaard, waar het verhaal ophoudt. Pronk's lijst van tekeningen begint met een liggende koe en eindigt met enige rijnaken. Daar tussen door tekende hij 81 dorpen, kerken, kastelen en herenhuizen, vooral op de Veluwezoom, in het gebied rond Zevenaar, in Kleef en omstreken en in de Betuwe. In het thans bekende gedeelte van Schoemakers manuscript van Gelderland is van deze tekeningen niet zo veel terug te vinden. In de stad Kleef zijn alleen tekeningen van het klooster Zion gemaakt, waaronder een van Schoemaker op de priesterstoel met de nonnen er om heen aan een tafel; deze komen in het manuscript van Kleef niet voor. Het manuscript van de omstreken van Kleef is niet gevonden, zodat we niet weten of daar tekeningen uit 1732 in zijn gebruikt.

Zelf heeft Schoemaker op deze reis blijkbaar ook schetsen gemaakt; in het manuscript Gelderland staan tekeningen met de signatuur A:S. van Scherpenzeel, Winssen en Hien, plaatsen die op deze reis zijn aangedaan. Pronk moet dat jaar nog eens op de Veluwe geweest zijn, want in het manuscript van Gelderland stonden verschillende tekeningen naar Pronk van dat gebied, die niet tijdens de reis naar Kleef getekend zijn. Of waren ze soms naar De Haen?”

En …

“Blijkens schetsboekje B is De Haen kort na de reis van Pronk, van 8 tot 28 juli 1731, ook naar het gebied van Kleef geweest. Hij reisde via Maarssen en Utrecht, waar hij resp. het Huis Boelestein en de Witte Vrouwenpoort tekende. In Elst, Bemmel en Ubbergen tekende hij 23 herenuizen en kerken, in het gebied van Kleef nog eens 50. In datzelfde jaar ging hij terug naar de Liemers, want Schoemaker gebruikt in zijn Beschrijvinge van Gelderlandt minstens 39 tekeningen van De Haen uit dat gebied. Het lijkt er op of De Haen, na de min of meer voorbereidende reis die Schoemaker met Pronk maakte, er op uit gestuurd werd om te tekenen wat was overgeslagen.”

 

En … hoe ze reisden …

 

Over de hobbelde bobbelde heide:
Aan de hand van Schoemakers manuscript van Overijssel en veel andere bronnenmateriaal, waaronder ook schetsboekje D, hebben Gevers en Mensema in Over de hobbelde bobbelde heide een nauwkeurige reconstructie van de reis door Overijssel, Friesland en Drente gemaakt. Het reisgezelschap bestond uit Andries Schoemaker zelf, bijna 72 jaar oud, zijn huishoudster Geesje Arends en de topografische tekenaars Cornelis Pronk, 41 jaar, en Abraham de Haen, 25 jaar. De reis ging per wagen, een vierwielige karos die door twee paarden werd getrokken. Een derde paard ging mee voor bijzondere gevallen. Het kon als het nodig was helpen trekken, maar werd ook als rijpaard gebruikt als een van de deelnemers in de buurt ging tekenen of voor eten of logies moest zorgen. Op 26 juni vertrok het gezelschap uit Amsterdam en vorderde men tot Nijkerk. Tijdens deze rit maakte De Haen tekeningen in Eembrug, Bunschoten en Spakenburg. De tweede nacht werd gelogeerd in Staverden en de derde, van 28 op 29 juni, bij familie van Schoemaker in Zwolle. Zowel Pronk als De Haen hebben op de Veluwe tekeningen gemaakt, die Schoemaker voor zijn beschrijving van Gelderland heeft gebruikt. Schoemaker tekende ook zelf, zoals in Nierssen (bij Vaassen).”

 
En …
 

Vervolgreis door Gelderland
Het vervolg van de reis door Gelderland is moeilijk te reconstrueren, want er is geen schetsboekje en geen Naem Lijst meer. We zijn in hoofdzaak aangewezen op wat van Schoemakers manuscript van Gelderland boven water is gekomen. Daar staat soms geen jaartal bij en bijna nooit een datum. In onze voorlopige lijst van tekeningen uit het ms Gelderland staat bij 162 tekeningen het jaartal 1732. Van 3 daarvan is de herkomst onbekend, 132 zijn er van Pronk, 26 van De Haen en 1 van Schoemaker zelf. Ook hier weer een sterk Pronk-overwicht, waarbij de vraag gesteld moet worden hoeveel van die tekeningen in feite op De Haen teruggaan. Wat opvalt is dat de 26 tekeningen die aan De Haen zijn toegeschreven allemaal in plaatsen tussen Maas en Waal en vooral in de Over-Betuwe gemaakt zijn. De Haen zou daar een aparte reis voor gemaakt kunnen hebben. De meeste van deze gebouwen zijn in hetzelfde jaar echter ook door Pronk getekend en dat wijst op een gezamenlijke reis.”

 

Prachtige inzichten van rond de 280 jaartjes geleden!

 

‘Nederduitsch Hervormde begraafplaats’

 

Dreumelnaren die regelmatig en met name vanaf de eerste publicatie van Ouwe koeien de rubriekbijdragen hebben gevolgd en gelezen, zouden zich mogelijk kunnen herinneren waar de ultieme oorsprong ligt (!) van al deze artikelen en alle overige daarna en daaraan gerelateerde bezigheden die daarmee nauw verband hielden en houden.

Ter voorkoming van herhalingen en te breedvoerige uitwijdingen zou dat al samengevat kunnen worden met waar dit hoofdstukje mee begint, de Nederduitsch Hervormde begraafplaats. In diezelfde herinneringen zou mogelijk nog op kunnen borrelen dat er, naarmate de tijd tussen 2008 en heden verstrijkt, naarstig gestreefd werd, en nog steeds wordt, om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over alle op deze begraafplaats begraven personen.

 

 

Aanvankelijk slechts voor privé-doeleinden en mogelijk om zeer sporadisch vragen te kunnen beantwoorden van geïnteresseerde of zelfs niet geïnteresseerde nabestaanden. Bij aanvang van deze activiteiten en gedurende vele jaren was en is dat zo gebleven.

Maar voortschrijdend inzicht heeft een doorslaggevende wending gegeven aan deze aanvankelijke opstelling. Wat is het nut gepaard gaande met een constante toename van de kennis over al deze personen, was de steeds pregnanter opkomende vraag, indien het slechts voortdurend voorbehouden blijft aan een zeer gering aantal uitverkorenen. Uiteraard aan de verzamelaar zelf, en daarnaast slechts een handvol inmiddels tevreden nabestaanden, die afdoende antwoorden kregen op al lang heersende vragen.

 

Alle verzamelde gegevens werden oorspronkelijk samengebracht en gebundeld in een zichzelf genererende powerpointpresentatie. Opstarten en het urenlange kijken kon beginnen en voortduren. Geen verdere inbreng van de kijker, hetgeen op den duur toch als steeds saaier en geestdodender  beoordeeld zou kunnen worden. Dàt was niet de bedoeling, eerder het volkomen tegenovergestelde.

Tijdens vele maanden-, zoal niet jarenlange vrije tijdbesteding werd deze ‘automatische’ powerpoint omgebouwd tot een interactieve presentatie. Bij het ter publicatie gaan van deze Ouwe koe, telt die presentatie meer dan 1250 ‘dia’s’. Noem het een boek met meer dan 1250 bladzijden, die al naar gelang waar de interesse van de gebruiker naar uit gaat, individueel per dia/bladzijde gekozen kunnen worden. Klik op een ‘link’ in de presentatie en de directe verbinding met het antwoord op het gevraagde wordt ogenblikkelijk getoond. Geen meer dan drie uur durende tegen bijna saai aanleunende voorstelling meer, maar interactief razendsnel zoeken en vinden.

De layout van het keuzemenu van deze presentatie ziet er – vooralsnog ‒ zo uit. Grote aanpassingen, in tegenstelling tot belangrijke toevoegingen, zullen niet meer verricht worden. Mogelijk en waarschijnlijk nog slechts puntjes op i’s. Indien wederom voortschrijdend inzicht mogelijk weer ander licht zal werpen op de tot nu toe veronderstelde waarheid.

 

 

In een (van de) volgende Ouwe koeien zal ingrijpender en uitvoeriger ingegaan worden op de talloze mogelijkheden die deze vernieuwde presentatie te berde brengt voor hen die zoeken en vooral willen vinden. Vanaf het moment dat die bij Stichting Tremele ter beschikking zal zijn.

Wat een speciaal voorrecht om deel uit te mogen maken van allen die niet aarzelen voortschrijdend inzicht te willen en kunnen herkennen en ten goede laten komen van mogelijk al heel lang achterhaalde inzichten.

 (Voor aan de muur)

 

 

Bron: http://www.voortschrijdendinzicht.com/integraal-klachtenmanagement