...... blijf bij je leest   (1: aannemer)

 redactie: Jodi van der Giesen

reacties/opmerkingen:karibuni@tele2.nl

nr.

59


 

Het zal, moge toch wel verondersteld worden, een ieder direct te binnen schieten. Dat de titel van deze Ouwe koeien een deel is van een Nederlands spreekwoord, dat er – vooral schoenmakers, maar ‒ in essentie mensen op wil attenderen dat ze zich niet of tenminste minder zouden moeten inlaten met zaken waar ze geen of veel te weinig verstand van hebben. En zich veel beter zouden kunnen uiten in en richten op de werkzaamheden waar ze ongetwijfeld hun uitbundige deskundigheden wèl aan de dag zouden kunnen leggen.

Recentelijk kwam langzaam maar gestaag de vraag opborrelen hoeveel Dreumelnaren eigenlijk een bepaald beroep uitoefenden in de periode die begrensd wordt door het begin van de officiële burgerlijke stand, in 1811 en de meest recente digitaal geopenbaarde akten. Hetgeen dan de overlijdensakten zijn, die zowaar tot en met 1960 hun op schrift gestelde geheimen inmiddels digitaal prijsgeven.

Weliswaar is de verwerking van deze akten nog lang niet voltooid (tot en met 1902 nu), maar dat doet niet zo heel veel af aan het verbazingwekkend hoge aantal beroepen, die allemaal worden weergegeven op ook de diverse andere akten en die uitgeoefend werden door zich op het stadhuis meldende Dreumelnaren, hetzij als aangevers of als getuigen. Het blijkt een mooie wettelijke verplichting te zijn dat de ambtelijke secretaris de respectievelijke beroepen altijd op alle akten diende te vermelden, zowel van aangevers als de getuigen.

Voor zover ze een beroep hadden althans. Alleen als je iets officieels bij de gemeentelijke secretaris kwam melden en je was de gemiddelde levensduur van je generatiegenoten al ruimschoots ontstegen, werd als beroep … geen beroep … opgetekend. Ook al had je je complete levensduur minus de eerste 10/11/12 jaartjes weinig anders, en zeker niets beters, gedaan dan werken.
 

 

 

Er zijn in totaal maar liefst 194 verschillende beroepen weergegeven op al die akten. Daar zaten dan wel een paar dubbelingen tussen, want je kunt het de opvolgende burgerlijke stand-secretarissen nauwelijks kwalijk nemen dat ze de ene keer ‘kuiper’ noteren en om en nabij de 82 jaar later of eerder ‘kuijper’. Of ‘dienstbode’, vervolgens ‘dienstmaagd’ of ‘dienstmeid’. Of ‘molenaarsknegt’ en “molenaarsknecht’. ‘Visscher’ werd ook heel lang zo geschreven, lang voor ze besloten dat er een ‘ch’ teveel in stond. Vastgesteld kan en moet worden dat er een haast onafzienbare variëteit bestaat in de door Dreumelnaren en naar alle waarschijnlijkheid door ook alle overige land- en tijdgenoten uitgeoefende beroepen.

Beroepen worden op alle akten weergegeven, maar de keus is gevallen op de vermeldingen op alleen geboorte- en overlijdensakten. In de database waarin alle gegevens verwerkt worden, wordt alleen bij de registratie van overlijdensakten ook (het beroep van) de getuigen vermeld.

 

 

De lange lijst met al die beroepen wordt aangevoerd door:

== AANNEMER ==

(Om er een willekeurig aantal – en niet allemaal ‒ te noemen):

   

 

Bron: http://www.rigo.nl/Portals/0/10%20lacunes%20in%20de%20waarheidsvinding%202.pdf

“In de negentiende eeuw was het vak van aannemer buitengewoon riskant. De opdrachtgever vertelde al doende wat je moest maken, en reken er maar niet op dat dit in de vorm van meerwerk opgedragen wordt, nee, dat moest je gewoon maken. Aangezien het Burgerlijk Wetboek alleen schriftelijk opgedragen meerwerk erkent, had de aannemer ook nog geen poot om op te staan. Aannemers zaten in de 19e eeuw in de verdomhoek. De opdrachtgever was oppermachtig”.

Of je wilde wel, maar … Nederlandsche Staatscourant van 29 juli 1814:

 

 

Uitstel, geen afstel, twee jaartjes later: Nederlandsche Staatscourant van 15 juni 1816:

 
 

Uitstel, geen afstel, twee jaartjes later: Nederlandsche Staatscourant van 4 juli 1818:

 

 

Uitstel, geen afstel, twee jaartjes later: Nederlandsche Staatscourant van 30 juni 1820:

 

 

De uiteindelijke gunning van deze werken kan niet getraceerd worden, maar vanzelfsprekend waren er wel kundige aannemers in Dreumel om ingewikkelde werken met goed gevolg af te kunnen sluiten. De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad van 10 oktober 1845:

 

 

Vervolgens In het Handelsblad van 21 april 1846:

 

 

Heel veel werk voor aannemers aan de winkel, als in Nieuwe Rotterdamsche courant  staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad van 18 juni 1855 (na afloop van de grote watersnood in dat jaar) het volgende wordt gemeld:

 

 

De koning bezoekt het getroffen gebied en … de familie Udo. In de Middelburgsche courant van 3 juli 1855:

 

Zie ook: Watersnood 1855

 

Desondanks lukt het aannemer W. Hetzen om het gespecificeerde werk gegund te krijgen, zoals wordt geduid in De Noordbrabanter, van 25 augustus 1855:

 

 

Kijkt, wederom een Dreumelse aannemer die in de prijzen valt met zeer waarschijnlijk de laagste inschrijfprijs. In De Noordbrabanter van 2 augustus 1859:

 

 

Het zit niet altijd mee om Dreumelse aannemers te vinden die Nederland wilden laten kennismaken met hun inzet en vakbekwaamheden. In de Nederlandschen Staatscourant van 5 oktober 1862:

 

 

Maar, met de doorzettingskracht die Dreumelnaren zo eigen is, weten toch weer twee Dreumelse aannemers een werk binnen te halen. Weliswaar wederom – en nog steeds ‒ werken aan het reguleren van ‘het water’, maar werk is tenslotte werk. In DeNoord-Brabanter van 26 december 1864: Aannemer W. van Snepsen en aannemer J. Baars:

 

 

Een sprongetje naar iets, of eigenlijk veel, recenter tijden en gelijk wordt bewezen dat het ook dan nog Dreumelse aannemers zijn die werken binnenslepen. In Het nieuws van de dag van 28 oktober 1903 wordt hierover redelijk summier verslag gedaan. En het heeft eens niets met welk water dan ook te maken:

 

 

Uiteraard kan het ook mis gaan met Dreumelse aannemers. In de Nieuwe Tilburgsche Courant van 20 december 1904:

 

 

Maar dan wederom beter nieuws in Het Nieuws van den dag van 14 april 1905:

 

 

Triest om tussen de toch al niet uitgebreide opsomming van Dreumelse aannemers dit dan te moeten lezen in De Telegraaf van 28 januari 1992:

 

 

En slechts een maand later, in dezelfde krant:

 

 

Desondanks lijkt het goed mogelijk dat dit bedrijf tussen toen en nu een succesvolle doorstart heeft gemaakt. Getuige een website op internet : http://www.vanzontotaalbouw.nl/?page_id=20 gevestigd te … Dreumel!

 

 

Nader en veel recenter onderzoek wees uit dat het hier niet gaat – noch ooit ging ‒ om het bedrijf met gelijkluidende naam, zoals nu bekend in Dreumel anno 2015.

Aanbestedingen rond en in de wijde omgeving van Dreumel hadden vaak als centraal en chronisch thema om verbeteringen en reparaties te verrichten aan de dijken die de Waal en de Maas in toom dienden te houden. Maar zou je een wat bereisder aannemer zijn geweest, dan kon je ook huizen gaan bouwen in bijvoorbeeld Leiden:

 

 

Deze huizen werden rond 1895 gebouwd en staan er nog steeds.

Of spoorlijnen aan gaan leggen, daar waar nodig en gewenst:

 

 

(Bron: http://www.noviomagus.nl/Lent/018a.htm ):

 

  (Bouw spoorbrug bij Lent: Tussen april 1875 en juli 1876 werden vier bouwputten in de Waal geslagen voor de drie pijlers en het landhoofd van de spoorbrug in aanbouw. Tussen die pijlers verrezen in drie fases een woud van stalen steigers waarop de overspanningen ter plaatse werden geconstrueerd. Ir. Van den Bergh die ook de brug over het Hollands Diep bij Moerdijk had gebouwd leidde de werkzaamheden.)  

 

Zeer waarschijnlijk hebben veel Dreumelse aannemers, voor zover het er al ‘veel’ zijn geweest, zich in de 19e eeuw, voornamelijk beziggehouden met ‘water’. Er zijn geen of nauwelijks openbare documenten te vinden over hoe personenvervoer in die tijd plaatsvond, maar trekschuiten maakten daar wel degelijk deel van uit. Langzamer, maar goedkoper en comfortabeler dan met paard en wagen over dan bijna nog allemaal onverharde wegen, die te vaak veranderden in geheel en langdurig onbegaanbare modderpaden.

 

 

Rivieren en kanalen moesten dan wel daarvoor geschikt gemaakt worden. Daarnaast werd er nog steeds veel tijd en energie gestoken, tot op de dag van vandaag overigens, om rivieren uitdrukkelijk binnen hun oevers te laten blijven en ongetwijfeld hebben Dreumelse aannemers daar hun bijdrage aan geleverd, nota bene veel watersnoodrampen in onze contreien meegemaakt hebbend.

 

(Bron: http://www.geschiedenisbeleven.nl/veranderend-landschap/ )

Koning Willem 1 (1772 – 1843) is een groot voorstander van de aanleg van kanalen en hij realiseert maar liefst dertien nieuwe vaarwagen, waaronder het Noodhollandsch Kanaal, de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Gent-Terneuzen.

De aanleg van vaarwegen gaat gestaag verder, ook als de opvolgende koningen en koninginnen de troon inmiddels hebben bestegen.

Onderstaand een afbeelding (foto: Wikimedia) van de aanleg van het kanaal van Gent naar Terneuzen in 1878:

 

 

 

En ook dichter bij en rond Dreumel was het onderhouden en verbeteren en ‘verdedigen’ van de waterwegen topprioriteit. Het Nieuws van den dag van 14 april 1905:

 

 

De Tijd van 18 april 1906:

 

 

Veel zorg een aandacht voor het ‘water’ was constant vereist en zeer noodzakelijk. In het Rotterdamsch Nieuwsblad van 28 februari 1910:

 

 

Het Rotterdamsch Nieuwsblad van 20 maart 1914:

 

 

Jammer dat buiten-Dreumelse aannemers aanbestedingen soms wonnen voor ook nog andere dan watergerelateerde werken. In het Algemeen Handelsblad van 11 september 1920:

 

 

Maar dan toch … Nieuwe Rotterdamsche Courant van 10 juli 1926:

 

 

(1926 was een ernstig watersnoodjaar)

In De Tijd van 13 augustus 1926:

 

 

Algemeen Handelsblad van 17 augustus 1926:

 

 

en 21 september 1926:

 

 

De firma Driessen won een aanbesteding in Ginneken, bij Breda (N.Br.) In De Tijd van 22 april 1938:

 

 

Op een foto uit 2011 is het voormalige postkantoor te zien:

(http://www.breda-en-alles-daaromheen.nl/Ginneken-in-beeld-Deel-2.htm )

 

 

Spoorwegbruggen zal de firma Driessen niet gemaakt hebben, althans niet in 1938.

In De Tijd van 2 juni 1938:

 

 

De firma Driessen schreef wel in op vele werken. Het Utrechts volksblad van 4 februari 1939:

 

 

In het Nieuwsblad van het Noorden van 6 mei 1939:

 

 

en van 24 oktober 1939 (Groningen):

 

 

en van 27 oktober 1939 (Leeuwarden):

 

 

De Nieuwe Tilburgsche courant van 7 december 1939:

 

 

In 1940 komt een andere Dreumelse aannemer in beeld. In de Courant Het Nieuws van den dag van 5 september 1940:

 
 

En nog een andere. In het Noordbrabantsch dagblad het huisgezin van 17 april 1941. Maar nèt niet gewonnen:

 
 

Om de opsomming af te sluiten, de laatste vermelding op de website van www.delpher.nl van een Dreumelse aannemer die een inschrijving doet op uit te voeren werken. De eer valt de firma Driessen te beurt, In het Vrije Volk van 30 mei 1952:

 
 

Of de gunning hen ook te beurt viel, valt ernstig te betwijfelen, als je de hoogste inschrijving hebt gepresenteerd.